(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Overzicht van de geschiedenis der geneeskunde in Rotterdam tot 1912
De geschiedenis der geneeskunde vormt een onderdeel der algemene beschavingsgeschiedenis. Altijd en overal hebben aard, leefwijze en bedrijf der bevolking, maatschappelijke en staatkundige omstandigheden, richtingen en denkbeelden, heersende op andere gebieden van wetenschap of kunst, en vooral op het gebied van godsdienst en wijsbegeerte, invloed uitgeoefend op het geneeskundig denken en handelen, op de gang van onze wetenschap en op de loop en de verschijnselen der geneeskundige historie. Aldus behoeven wij ons er ook niet over te verwonderen, indien een stad met een zo krachtig uitgesproken eigen psychologie als de stad van onze eigen inwoning is, haar keur en karakter in de geneeskundige geschiedenis geprent heeft. En indien ik in één enkele trek het beeld van Rotterdam zou mogen schetsen, gelijk ik dit in zijn geneeskundige geschiedenis weerspiegeld meen te zien dan zou ik willen opmerken, dat de geneeskunde voor haar belangen hier ter stede altijd een geopend oog, maar altijd een al te goed gesloten beurs gevonden heeft. Men heeft weliswaar de betekenis der geneeskunde (evenals trouwens die der andere wetenschappen) altijd hoog genoeg aangeslagen, - men heeft zich hier nimmer ook ongeneigd betoond haar te bevorderen, maar tevens heeft men zich naar de wijze der kooplieden erop toegelegd, om voor een beetje geld zoveel mogelijk (ideële) goederen te verkrijgen.
Als kenmerkend voorbeeld zou men misschien de wijze kunnen noemen, waarop dr. Goverd Bidloo, de latere professor te Leiden en lijfarts van koning-stadhouder Willem III, benoemd werd tot lector anatomie hier ter stede. Deze was lector anatomicus te 's-Gravenhage, toen hij in 1688 burgemeesteren van Rotterdam zijn dienst had "laten presenteren" en verklaard had, dat hij "tot dienste van de doctoren, en vroedvrouwen dezer stad wel genegen zoude zijn eenmaal per week een publycque lesse over de anatomie en chirurgie in de Cappelle (= Schotse kerkje in de Lombardstraat) ofte andere publycque plaatse te doen, alsmede somwijlen een lichaam publice te anatomiseeren." De vroedschap had over dit aanbod "gedelibereerd" en burgemeesteren "geautoriseerd" "omme met de voornoemde Dr. Bidloo te spreken wegens het voornoemde geproponeerde tot meesten dienste ende minste costen van deze stad te contracteeren." "Tot meesten dienste ende minste costen!" In deze woorden zou men geneigd zijn het beginsel te vinden, waarnaar men hier de bevordering der geneeskundige belangen steeds geregeld heeft. De gesloten beurs heeft hier altijd parten gespeeld aan het open oog voor de betekenis en de belangen van onze wetenschap en van ons beroep, en heeft gemaakt, dat hier nooit iets groots, iets breeds, iets blijvends op geneeskundig gebied is tot stand gekomen.
Wij hebben hier de Klinische School gehad van 1828 tot 1866. Danken wij aan open oog voor medische belangen haar ontstaan en bestaan, haar verdwijnen is te wijten aan de dichte beurs. Onze Klinische School is buiten kijf de voornaamste Klinische School van heel het land geweest. Zij telde meer kwekelingen dan enige andere. Hun aantal heeft altijd ook dat van Amsterdam overtroffen. En het gehalte van het onderwijzend personeel aan onze Genees-, Heel-, Vroed- en Artsenij-mengkundige School overtrof misschien, maar evenaarde minstens dat van de Amsterdamse School. Zeer velen der Rotterdamse lectoren zijn later een sieraad geworden der universiteit, waarheen zij als hoogleraren beroepen werden. Sommigen hunner hebben zich tot een Europese vermaardheid omhoog gewerkt. Ik noem de namen van Loncq, Krieger, Polano, Gerrit Jan Mulder, Miquel, De Vriese, C.A.J.A. Oudemans, Rauwenhoff, De Vrij, Groshans e.a. De laatste jaren der Rotterdamse Klinische School waren een tijdperk van bloei voor het chirurgisch onderwijs: de eerste ovariotomie, de eerste met gelukkige uitslag bekroonde resectie van het kniegewricht is aan onze Klinische School verricht. Maar terwijl na de invoering Geneeskundige Wetten van 1865 Amsterdam zijn natuur- en geneeskundig onderwijs uitbreidt, heft Rotterdam met één slag zijn Klinische School op. Alle sprekers in de historische gemeenteraadszitting van 12 juni 1866 verklaarden zonder onderscheid een "open oog" te hebben voor het nut der Geneeskundige School , maar, haar een rijkstaak achtende, maakte 's raads meerderheid de geldbeurs toe en de schooldeuren dicht. Wijd open heeft trouwens de gemeentelijke geldbeurs nooit gestaan, althans niet voor de wedden der leraren. Zij verdienden f 500 's jaars, of, zoals Gerrit Jan Mulder precies had uitgerekend, f 41,67 per maand.
In het laatst der 17de en 18de eeuw, toen Rotterdam vaak het middelpunt was van het woelige letterkundige en kerkelijk leven niet alleen van Nederland, maar ook van de beschaafde wereld, hebben we hier ook een "illustre school" gehad, opgericht in 1681 door Johannes Sylvius, rector der Erasmiaanse School. Maar ook te dezer zake heeft Rotterdam, dankzij de traditionele dichte beurs, geen b gezegd. Want een doorluchtige school in de volle zin des woords, d.w.z. een school naar de eis "voorzien van professoren en lectoren in de ordinaire hoofd- en andere faculteiten van studiën" is het Rotterdams atheneum nimmer geweest. De Rotterdamse vroedschap, in haar vergadering van 8 april 1709, vond het voor een "stad de Commerce" voldoende, zo men zich ertoe bepaalde "encouragement te geven tot enige stuijdiën en luijden van bysondere bequaemheijt te employeeren." Stierf er een professor of lector, dan was zijn plaats daarom niet vacant, maar de tractementen werden beschouwd als te zijn "gemortificeerd", gelijk het heette. Alleen voor het onderwijs in de anatomie zou duurzaam worden gezorgd. Viel het lectoraat in dat vak open, zou men omzien naar een opvolger. In de andere vakken zou men eerst dan een leraar aanstellen, als zich een geschikt persoon opdeed. Dank nu aan dat mortificatiestelsel is vanaf het midden der 18de eeuw onze Illustre School langzamerhand weggestorven, tot zij op het eind van die eeuw als een nachtkaars is uitgegaan.
De hortus medicus! Reeds op het laatst der 17de eeuw is er hier een hortus medicus geweest ten dienste van leerling-apothekers. Het onderwijs in farmacie, evenals trouwens in heel- en verloskunde, werd in de 17de en 18de eeuw niet aan de hogeschool gegeven en behoorde tot de zorgen der stedelijke overheden. Toen de 8ste september 1828 dr. Christiaan Augustus Ludovicus Sander ter inwijding der genees-, heel-, vroed- en artsenij-bereidkundige school in de Lutherse Kerk aan de Wolfshoek de feestrede uitsprak, mocht hij met trots en voldoening wijzen op de hortus medicus als een sieraad der stad. Hij was opgericht door dr. C. Dalen en is later door diens erven aan de stad ten geschenke gegeven. Die tuin zou men met recht een kweekplaats hebben kunnen noemen van de beroemdste kruidkundigen, die Nederland heeft voortgebracht. In die tuin hebben gearbeid als lectores botanices de grote Gerrit Jan Mulder; de wijdvermaarde Friedrich Anton Wilhelm Miquel, de latere professor te Amsterdam en Utrecht en directeur van Rijks herbarium te Leiden; de niet minder beroemde dr. W.H. de Vriese, die later te Leiden als hoogleraar zou optreden; de begaafde, vroeg gestorven dr. Nicolaas Hendrik van Charante; dr. C.A.J.A. Oudemans, later professor te Amsterdam; dr. N.W.P. Rauwenhoff, die later hoogleraar te Utrecht zou worden.
Veertig jaar lang hebben deze uitnemende mannen in die tuin gearbeid en er moeizaam kruiden en planten bijeengegaard, gekweekt en bestudeerd. Welnu, de 30ste september 1869 besluit de gemeenteraad bij acclamatie om de tuin en alle daarin aanwezige planten, waaronder vele exotische en kostbare, aan de meestbiedende te verkopen. Edele verontwaardiging over zulk een misdadig gemis aan piëteit en ideële zin deed dr. N.W.P. Rauwenhoff besluiten zijn ontslag te nemen aan de Hogere Burgerschool alhier. "Men heeft niet bedacht," aldus schrijft hij in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 30 september 1869, "dat de Rotterdamse H.B.S. erfgenaam is van de hulpmiddelen der opgeheven geneeskundige school, en dat de tweede stad des Rijks geheel andere verplichtingen heeft dan kleine plaatsen." "Ik wil niet onderzoeken (zegt hij verder), of een dergelijke vervreemding van een kostbaar gemeente-eigendom in het belang der gemeente is."
Zeg ik te veel, wanneer ik zeg, dat de tactiek der dichte beurs Rotterdam parten heeft gespeeld? Een open oog en een dichte beurs heeft men hier ook altijd gehad voor de verdiensten van uitnemende beoefenaren der geneeskunde. Even kostelijk als kosteloos was het middel om hen te eren. Men maakte hen tot honorair-professor, d.w.z. tot professor zonder honorarium. Trouwens, ook bij graag geziene predikanten werd hetzelfde middel met succes toegepast, wanneer zij naar elders beroepen waren en het gevaar dreigde, dat Rotterdam hen zou verliezen. Bij hen sneed het mes aan twee kanten. Want ook de vrouw van de dominee kreeg een andere vocativus: zij werd met mevrouw in plaats van met juffrouw toegesproken vanaf het ogenblik, dat de dominee zich met de titel professor mocht tooien. En wilt gij ten besluite een voorbeeld uit de jongste tijd, ten bewijze hoe Rotterdam zichzelf gelijk weet te blijven? Een open oog voor de gezondheidsbelangen der leerplichtige jeugd heeft de titel van bijzonder inspecteur voor het geneeskundig schooltoezicht in het leven geroepen, de traditionele dichte beurs daarentegen gebruikt die goedkope titel als kapstok om er, voorlopig althans, het hele schoolartsenstelsel aan op te hangen. Ziet hier dus weer het oude spraakgebrek: de moeilijkheid, om b te zeggen, wanneer er a gezegd is. Men moet zich dus afvragen, of op grond van Rotterdams historische bekrompenheid in zaken van ideële aard er nog plaats is voor de hoop, dat het gemeenschappelijk leven hier ter stede nog eenmaal krachtig zal opbloeien en een wetenschappelijk centrum hier zal verrijzen, waarvan de wenselijkheid vroeger zo dikwijls betoogd is en waarvan de noodzakelijkheid voor een stad van bijna een half miljoen inwoners in de laatste tijd schier pijnlijk gevoeld wordt. In heel de beschaafde wereld is er geen stad aan te wijzen van de grootte en de betekenis der stad-van-Erasmus-van- de 20ste-eeuw, waar zulk een centrum ontbreekt.
Reeds in de vijftiger jaren van de 19de eeuw is onder de naam van Wetenschappelijk Instituut hier iets tot stand gekomen, wat erop wijst, dat de behoefte aan een brandpunt van wetenschap reeds lang geleden gevoeld is. Het is opgericht op aanstichting van de afdeling Rotterdam der Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Nijverheid, waarvan destijds secretaris was dr. Jan Bastiaan Molewater, de eerste directeur van het ziekenhuis aan de Coolsingel. Door samenwerking met het Bataafs Genootschap voor proefondervindelijke wijsbegeerte en het bestuur der Klinische School en met de belangstelling en de geldelijke steun van niet-weinigen uit de burgerij is het Wetenschappelijk Instituut tot stand gebracht. Mr. J.C. Reepmaker en later de Leidse hoogleraar Vissering gaven er les in staathuishoudkunde, dr. J.E. de Vrij in scheikunde, dr. J.P. Molewater in algemene levensleer, J.P.A. Francois in wereldbeschrijving, Oudemans in botanie, dr. Piaget in geschiedenis der Franse letteren, enz. Dit Wetenschappelijk Instituut heeft slechts enkele jaren bestaan. Toen in 1887 door het Bataafs Genootschap voor proefondervindelijke Wijsbegeerte de dag feestelijk herdacht werd, waarop 100 jaar geleden Steven Hoogendijk de eerste stoommachine hier te lande had opgericht in de polder Blijdorp, hield de ingenieur A. Huët een feestrede, waarin hij met warmte aanspoorde het werk van Hoogendijk, de stichter van het Genootschap en de voorstander van toegepaste wetenschap, voort te zetten en een stichting in het leven te roepen, die naar de geheel nieuwe behoeften van de tijd moest worden ingericht. De redenaar stond daarbij vooral voor ogen de oprichting van een academie te Rotterdam, gewijd meer speciaal aan de belangen van handel en nijverheid. En de rector van het Erasmiaans gymnasium, dr. J.B. Kan, heeft het niet ééns, maar wel honderd keer gevraagd: Waarom heeft Rotterdam geen enkele instelling voor hoger onderwijs?
Eindelijk ontmoetten wij in de op initiatief van burgemeester Zimmerman tot stand gekomen Erasmus-stichting de jongste uiting van het oude streven om in en naast het commerciële Rotterdam een Roterodamum Eruditum tot stand en bloei te brengen. Aldus heeft reeds jaren lang bij velen als een stille kracht de begeerte gewerkt, om de stad onzer inwoning tot een hoger vlak van geestelijk leven te doen rijzen. Of die stille kracht eindelijk de weg naar haar doel zal vinden, is een vraag, die men al naar zijn stemming en gemoedsaard a priori in verschillende zin zal beantwoorden. Zeker alleen schijnt dit, dat de weg gelegen moet zijn in een lijn, die door de geschiedenis der stad getrokken is. En zo ben ik, die met het betreffende vraagstuk zowel anderen als mijzelf dikwijls heb beziggehouden, ertoe gekomen om de geneeskundige geschiedenis van Rotterdam te bestuderen, in de hoop daarin de historische draad te vinden, waaraan het Rotterdam der toekomst wellicht zal kunnen voortspinnen.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|