(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Officiële feestwijzer 31 augustus 1898
Officiële feestwijzer voor de inhuldigingsfeesten te Rotterdam 31 augustus 1898 Rotterdam en Oranje.
Met vernieuwd welgevallen, bevind ik mij in uw schone stad, wier bloei en voorspoed mij na aan het hart liggen.
Koning Willem III, 28 juli 1851.
De jongeren onder ons zijn door grote volksfeesten niet verwend. Zij, die een gewone heugenis hebben van niet meer dan vijfentwintig jaren, herinneren zich twee feesten, snel opeenvolgend en reeds niet meer van jonge datum, 1888 en 1891. Dit is, in vergelijking met de daaraan voorafgaande kwart eeuw, werkelijk heel weinig. Van 1874 tot 1898 heeft Rotterdam slechts tweemaal een dag gegeven aan een algemeen feestvertoon en, wel eigenaardig, dit zijn juist de jaren waarin het hardst gewerkt is, waarin Rotterdam zich uit een zeer betrekkelijke belangrijkheid, met stalen energie heeft opgewerkt tot de machtigste koopstad van thans. Min of meer bij verrassing werd het herinneringsfeest van 1888 met grote opgewektheid gevierd; maar zéér bewust, zéér hartelijk en geestdriftig was het feest op de 31ste mei 1891, toen de jonge koningin Wilhelmina haar eerste bezoek aan Rotterdam bracht. Het tweede, kort daarna, was niet meer dan een beleefdheidsgeleide van de keizer van Duitsland, en werd geen Oranjefeest voor de bevolking.
Het geslacht dat vóór het onze jong was, heeft in dit opzicht veel op ons voor gehad. Van 1851 tot 1874 geeft ons de opgewekte herinnering der ouderen, een onafgebroken reeks grote feesten, met tussenruimte van twee, drie, hoogstens vier jaar. En allemaal even krachtig, even jong-levendig. De afmatting die wij vermoeden zouden, blijkt bij hen inderdaad niet bestaan te hebben. Zij waren telkens weer even graag gereed feest te vieren, als wij het, na jaren rust, thans zullen zijn. In het onophoudelijk feestvieren van onze voorouders, die toch ook een ernstige levenshouding huldigden, is voor ons iets heel opmerkelijks en iets heel sympathieks tevens. Aan de vooravond van het feest dat ons wacht, is het zeker eigenaardig eens even terug te zien naar de jaren achter ons. We willen Goethes woord eren:
Wohl dem, der seiner Väter gern gedenkt,
Der froh von ihren Thaten, ihre Grösse
Den Hörer unterhält
Etc.
We zullen van vroegere Oranjefeesten vertellen op de avond vóór ons feest. Eén geslacht geeft ons genoeg stof om te vertellen, we behoeven niet terug te gaan tot 1813, toen Rotterdam, naar de typische getuigenis van een tijdgenoot "met verbazende vurigheid, de uitdrijving der vervloekte Franse tirannen vierde"!
De beide eerdere koningen hebben Rotterdam meermalen een blijk van belangstelling gegeven. Ouden van dagen roemen als bijzonder opgewekt het feest van 3 juli 1837, toen Willem I om half twaalf 's morgens van Middelburg met het stoomjacht "De Leeuw" onder het bulderen van het geschut bij de Rijkswerf aankwam. De Maas was gevuld met vrolijk gepavoiseerde schepen, de gehele stad was "prachtig" getooid. De koning werd ontvangen door de staatsraad Jhr. Ruys en langs een juichende mensenmenigte door de stad naar het raadhuis geleid. In de raadszaal gaf de koning audiëntie, daarna maakte hij een rijtoer door de stad, inspecteerde op de Grote Markt de schutterij, bezocht de Laurenskerk, de "nieuwe" katholieke kerken aan de Steiger en de Houttuin, en de zaal van het Bataafs Genootschap. Het diner werd in de raadszaal gegeven. Na afloop ging de koning de geïllumineerde stad zien en vertrok om half elf 's avonds. De verlichting van de stad was, naar de berichten uit die tijd luidden "prachtig". Vooral van het Beursgebouw, van het Paleis van Justitie en van de erepoorten aan 's lands Rijkswerf was werk gemaakt en de oude Keulse buurt was door de schippers "luisterrijk" versierd. "Een opgetogen menigte ging de hele avond en een deel van de nacht, door de stad".
En Willem III. Herhaaldelijk heeft hij Rotterdam bezocht; de eerste maal reeds daags na zijn inhuldiging, op 14 mei 1849. Er is in dit eerste bezoek iets geweest dat Rotterdam voorgoed aan Zijne Majesteit verbonden heeft. Een ontzaglijke brand had een groot blok pakhuizen aan de Leuvehaven vernield op de avond van 's konings inhuldiging te Amsterdam. Reeds dezelfde nacht zond de koning zijn adjudant, Jhr. Van Karnebeek. 's Morgens kwamen de ministers van Binnen- en Buitenlandse Zaken; om half twee 's middags kwam prins Hendrik en de volgende dag, 's morgens om kwart voor acht, de jonge koning. In een gesloten rijtuig liet Z.M. zich naar de Leuvehaven rijden, waar hij, na een uiteraard wat primitieve officiële ontvangst, de puinhopen beklom en "vlug en moedig over de nog smeulende balken en steenhopen stapte." "Diep ben ik getroffen, zei de koning tegen de burgemeester. Als mijn onvergetelijke vader heb ik reeds als prins van Oranje het grootste belang in Rotterdam gesteld en als rampen haar treffen, kan zij er altijd op rekenen, dat de koning der Nederlanden haar nabij is." En van de toehoorders op het rokend puin steeg een jubelend "leve de koning " op, dat de menigte op de Leuvehaven krachtig herhaalde. Nooit misschien is een koning zó eigenaardig door zijn volk gehuldigd als Willem III hier, bij zijn eerste bezoek. De koning bleef tot de volgende morgen in Rotterdam, overnachtend in het hotel des Pays-Bas en vertrok om zeven uur, uitgeleid door "een enthousiaste menigte, die in de nacht voor zijn hotel was samengestroomd."
In 1851 bracht de koning een officieel bezoek aan Rotterdam. Wij vernemen dat de stad zich krachtig voorbereidde, dat een erewacht te paard gevormd werd, "zo talrijk als ooit", onder aanvoering van de latere burgemeester Joost van Vollenhoven, en een korps koninklijke sloeproeiers; dat de burgerij dagenlang de versieringen en illuminatie voorbereidde en dat het feest een groot welslagen was. De ontvangst al: "Daar gaat de stoet; hoort het gebulder van het geschut der op stroom liggende schepen, hoort het spelen der klok, maar hoort vooral dat gejuich der duizenden en tienduizenden, die de straten, de huizen, ja de daken vervullen; zo haalt Rotterdam zijn koning in"! Op de Grote Markt inspecteerde de koning de schutterij en overhandigde haar een vaandel, met een toespraak, waarvan enkele regels hierboven zijn geplaatst. Met een sloep werd de koning naar de overzijde der Maas geroeid, waar Z.M. de zonsverduistering kon waarnemen. Het praktisch Rotterdam had van dit gratis geboden hemelverschijnsel een hoofdnummer van het programma gemaakt! "Des avonds zwom de stad in een zee van licht; de koning genoot ervan, rijdend in een statiekoets door de straten."
Op de tweede dag - toen 't heel slecht weer was - bezocht de koning het Raadhuis, waar hij zich door de stadsarchitect W.N. Rose de plannen voor de toekomst van Rotterdam liet uitleggen. Z.M. bezocht de Grote Kerk, de Katholieke Kerk aan de Steiger, het museum Boymans, het nieuwe ziekenhuis aan de Coolsingel en de Zuiderkerk. 's Avonds om tien uur kwam de koning het grote bal in de Doelenzaal bezoeken en hij bleef daar tot twee uur 's morgens. Op de derde dag woonde de koning de wedstrijden van de Yachtclub op de Maas bij. Zijn broeder, prins Hendrik, voorzitter van de Yachtclub, een Oranjevorst die Rotterdam regelmatig bezocht, nam de honneurs waar. De oom van de koning, prins Frederik, maakte voor de wedstrijden alleen, de reis naar Rotterdam. Bij die gelegenheid werden Westerkade en Westerplein herdoopt in Willemskade en Willemsplein. Om half elf 's avonds werd een reusachtig vuurwerk aan de overzijde der rivier, tegenover de Willemskade afgestoken en "een duizelingwekkende menigte toeschouwers was aan de boorden van de Maas verzameld". Om tien uur 's morgens op de vierde dag verliet de koning de stad, waarin met opgetogenheid onvergetelijke feesten waren gevierd.
Even onvergetelijk heten de feesten die in oktober 1858 werden gevierd, toen de koning met de 18-jarige prins van Oranje en prins Hendrik Rotterdam bezocht. Ook nu was de stad schitterend versierd en ook nu was de geestdrift eindeloos. Een ooggetuige, die dicht naast de koning op het bordes van het stadhuis stond, schrijft: "Dit ogenblik zal gewis tot een blijvende herinnering strekken, zó diep was de indruk die een blik op de volksmenigte maakte. Het terrein was, in de letterlijke zin des woords, met mensen bezaaid; ter rechterzijde langs de gehele lengte der Kipstraat, ter linkerzijde langs de Boerenvismarkt aan het Spui, en in het front op de Kaasmarkt, op een gedeelte der Nieuwe Markt en op de Botersloot, stonden duizenden lieden op elkander gedrongen, allen met het gelaat naar het stadhuis gericht, allen met het oog op de koning en de prinsen gevestigd, allen vol geestdrift hun "Leve de koning!" roepende of met hoeden en zakdoeken wuivende." De vorstelijke gasten bezochten die dag het Bataafs Genootschap, het Yachtclubgebouw, het Zeemanshuis en de Diergaarde. In 1860 toen de stad alweer versierd was, toen er 's avonds alweer illuminatie en vuurwerk was, bezocht de koning nogmaals Rotterdam om de onthulling van Tollens' standbeeld bij te wonen (29 september). Bij die gelegenheid opende de koning de nieuwe draaibrug over de Oudehaven en doopte haar Koningsbrug.
Behalve die grote, indrukwekkende en onvergetelijke feesten zijn er tal van kleinere gevierd, waarvan moeilijk volledig melding is te maken. Wij geloven gaarne de verslaggevers die ze roemden en prezen. Maar één feest uit die rij dient afzonderlijk vermeld, het halve eeuwfeest van Neêrlands Onafhankelijkheid op 17 november 1863. Dit moet heel bijzonder zijn geweest. "Geen huis was onversierd, geen mens was zonder feeststemming." Op de toren wapperden vijf vlaggen, de Nederlandse in het midden, twee oranje en twee stedelijke op de hoeken. De gehele dag grote pret en 's avonds op de Maas Bengaalse en Griekse vuren, en vuurwerk midden op de rivier, de gehele stad geïllumineerd, "onvergetelijk! onvergetelijk!" Twee jaar later werd op 18 juni de 50ste gedenkdag van de slag bij Waterloo met grote opgewektheid gevierd; o.a. werd een uitgebreid corps kleine jongens gerekruteerd om de helden van de dag voor te stellen: de prins van Oranje, Wellington, Blücher enz.; zij paradeerden op de Oosterkade, tot grote vreugde der menigte. In 1867 (26 oktober) feestte Rotterdam bij de onthulling van Hogendorp's standbeeld en de koning en de kroonprins waren te gast. In 1869 kreeg Delfshaven het koninklijk bezoek op de schietbaan van de scherpschutters. Rotterdam genoot daar mede van en maakte van de gelegenheid gebruik om zich wat te versieren en een bescheiden illuminatie te ontsteken. Want de koning dineerde ten huize van de heer A. van Stolk c.s. aan de Schie en bezocht dus ook Rotterdam.
Zeer luistervol waren de 2 aprilfeesten van 1872. De stad was "één en al driekleur en oranje, geheel vol met erepoorten en trofeeën." De koning en prins Alexander kwamen op weg naar Den Briel en bij de terugtocht even in Rotterdam, lang genoeg om alweer door duizenden bejubeld te worden. Op de dag grote optocht. 's Avonds "de schitterendste illuminatie die Rotterdam ooit gezien heeft" en groot vuurwerk op de sleephelling aan gene zijde van de Maas. De verslaggever verklaart, om zijn bewondering uit te drukken, gemakshalve, "geen woorden te kunnen vinden." "Wat een onvergetelijke feestdag! roept hij uit. De stad is een tovertuin geweest. Moge nog menigmaal zulk een feest het volk verenigen in éne, gemeenschappelijke vreugde, ter versterking van de geest der gemeenschap, zonder welke geen volk leven en voelen kan, en volge dan ieder feest het schone voorbeeld door onze goede stad gegeven. Zulke feesten verbinden, versterken en verheffen het volk."
De reeks werd gesloten door het zilveren Koningsfeest van 21 mei 1874. Men moet tijdgenoten over dát feest horen! Gelukkig zijn er nog duizenden in de stad, die daaraan deelgenomen hebben en het zich met blijdschap herinneren. De koning, de koningin, de prins van Oranje, prins Hendrik en prins Frederik kwamen om tien uur uit Den Haag. Op het programma van die blijde dag vinden we een wedstrijd van de Yachtclub op de Maas, een grote historisch-allegorische optocht, inwijding van de Noorderhaven (Koningshaven), eerste steenlegging van de Maasbrug, diner in de Doelen, bezoek aan de officierensociëteit, grote illuminatie en avondtocht des konings door de stad, vuurwerk aan de overzijde der rivier, vertrek van de koning 's nachts om één uur. Het wordt moeilijk adjectieven genoeg te vinden om de indrukken van de tijdgenoot over te brengen. Dit is zeker, het feest van 1874 was een schitterend eind voor een tijdperk dat zovele malen in grote feesten geschitterd had. Het Onafhankelijkheidsfeest van 1888 was nog fris in onze herinnering. Het was trouwens niet ons doel een volledige feestgeschiedenis van Rotterdam te schrijven. Wij hebben willen bewijzen dat de vaders en de grootvaders van de jongeren onder ons, feest konden vieren. "Het zit de Rotterdammers in het bloed", hebben wij in één der verslagen gelezen. Als dit zo is, dan kunnen wij, gezien het uitgebreid programma, ons feest van 31 augustus 1898 tot een groot en luisterrijk feest maken. Wij hebben goede voorbeelden aangehaald en "een goed voorbeeld, doet goed volgen."
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|