(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Zijne Excellentie de Generaal, verhaal van M.J. Brusse
Een vriend van mij, een kunstschilder, had Racier als model genomen, vooral om z'n merkwaardige dweperskop. Een mager-verhongerde zwerver; dreigend lang in z'n op de draad verschooierde pool, die 'm over de voeten sleepte. Maar toch droeg hij die armzalige dallesdekker met Don Quichottige statie. Daarboven hield hij het hoofd altijd even achterover in de nek, keek je zo uitdagend van onderop aan, en wonderlijk uit de hoogte. Een trotse, fanatiek hatende martelaarsfacie, ziekelijk wit in de rossige harigheid die tot een puntbaard verliep, en onder iedere emotie gloeiërig blozend. Dan was 't of hij koorts had; z'n lichtbruine ogen vonkelden in de innig zwakke donkere rimpeltjes-randen. Geagiteerd frunnikten z'n fijne handen de snorrepunten omhoog, met bevende vingers. Maar meteen liet hij zich in de leunstoel wat dieper teruggaan; een stille glimlach berustigde zijn gezicht, en dan zag hij je goedig aan, alsof die wereldse zaken toch eigenlijk te onbeduidend waren, om je druk over te maken.
"Nog drie jaar de bajes in, en 't is met mijn ommers gedaan. Het grootkappetaal weer z'n zin. Als die poot nou maar niet zo schrikkelijk zeer deed." Daar sukkelde hij al mee, zolang ie uit de gevangenis ontslagen was. Die eerste dag had de drukte op straat 'm duizelig gemaakt. 't Geschreeuw van de sleper had ie niet gehoord, en het wiel was 'm over z'n wreef gegaan. 't Wou niet genezen. En dokters vertrouwde hij niet: waren allegaar in dienst van de rijkdom. Kon ie geen dankie tegen spelen. Maar vóór hij naar 't atelier ging om te poseren, strompelde hij, dreigend lang in z'n slepende zwerversjas, de Maas langs, naar een plek waar nog geen kaaimuur was, en hield daar z'n verbrijzelde voet in 't water van de rivier, dat bij vloed immers een magische geneeskracht moet hebben. De hele seance door lag die wonde extremiteit bloot op z'n andere knie gekruist, streelde hij er troetelend langs, tot de twee uur om waren. Dan wond hij er de gore lappen zorgzaam om, bond de slof er onder, en rechtop meeslepend z'n leed als een martelaar, schreed hij terug naar de slaapstee, waar hij met spottende eerbied "Generaal" werd genoemd. - "Zijne Excellentie de Generaal"- zo presenteerde hij bij voorkeur zichzelf met een ironische ernst; wat zielig geworden herinnering aan zijn grote dagen!
"Racier is wel de wonderbaarlijkste kerel, die 'k ooit als model heb gehad: een prinselijk fantast, kinderlijk dweper, soms zo zacht als een lammetje in de mei en dan weer ineens met bevliegingen van anarchistische bommengooierij. Hij is me nu onder 't werken door z'n leven aan 't vertellen. Da's één eindeloze reeks van de zonderlingste oplichterijen met telkens langere pauzes in de gevangenis. En 't komt allemaal uit een soort hoogmoedswaanzin voort. Want ik zie er volkomen een moderne Don Quichot in. Je moet eens komen luisteren. Hij beweert Fransman, gevluchte communard (noot) te wezen. Dat hij zelf de lont in het kruit heeft gestoken! Enfin, loop eens aan." Toen op die morgen ben ik er op 't atelier bij komen zitten. De schilder stond aan z'n ezel te schetsen; in een luie stoel zat de schooier voornaam achterover geleund, de misvormde bloederige voet op z'n schoot, 't fanatieke gezicht sterk belicht onderuit, dat 't wel treffend klassiek aandeed, als een of ander primitief schilderij. Hij was zó in de herinnering aan z'n eerste oplichters"rol" verdiept, dat hij mij niet opmerkte en voortredeneerde:
"Zie je, toe was 'k dus ontslage as misdadiger van 't miletairisme, maar er kleefde nog geen vlekkie op me naam as burger; wat 't miletaire betreft gaat ommers 't ceviele niet an. Maar nou komt me eerste misdaad; wel zo groot niet, toch is tie mooi. En er komt van 't kappitalisme in te pas - snap je? - da's juist 't mooie. Van de ouderdom af van 17 jare ben ik altijd de grooste tegenstander van 't kappitaal geweest. Da's me zenuwe. Me moederskwaal. Heb je niet opgemerkt, da'k altijd na die deur kijkt? Nou heb 'k momenteel toch niks op me gewete, anders liep 'k niet op straat, hè? Maar die omstandighede komme erbij, dan weet je niet waar je heen mot en je ziet dat rijke tuig éte. "Was dát niet 't geval, dan was ik tot hede toe altijd nog fatsoendelijk man, en door me capaciteite - 'k spreek álle tale, - nou al lang gepensionneerd eerste-luitenant. Want, zie je, a'k honger heb, kruip ik in die krotjes op de Schiedamsedijk, waar die vreemde zeelui komme; 'k bied ze me potlooje an, me kenijntjes, en spreek ze in d'r moers taal toe, Dat trekt, en dat geeft. Of 'k krijg altemet 's 'n toeval op de stoep van 'n rijk restaurant - Overigens zet 'k 't mensdom helegaar an kant, as atheïst zijnde, tot in me niere. Dar! 'k Was nog geen twintig jaar oud, da'k tegen mijn pa zei: Mon père, le temps viendra, dat 't kappitaal de riksdaalders met schoppe uit 't raam smijt, maar dan zal 't te laat zijn. Trop tard. "Jawel, 't kappitaal wil je je oge verblinde. As 'k een paar millioen rijk ben, ken 'k op mijn jare nog wel 'n beeldschone, piepjonge dame krijge, waar niks op valt te zegge. Nou tráppe ze me d'r uit. Begrijp je me ook? - Op mijn jare, trouwens. "k Heb 't mooiste genote, 't fijnste, van alle naties gehad, en nou zeg 'k met de apostel Paulus; de geest is nog wel gewillig maar 't vlees is zwak. "As je je knieë wou buige, liep je in 't zwarte lake. Maar dat vervloek ik. Was 'k 'n hond - ja dan, dan vrat ik meschien op wat 'k al an atheïsme uit heb gespoge. Nou blijf 'k zo, to'k kapot ga: de natuur in; niks as natuur. - As je mijn maar begrijpt. "Dáár krijg je me misdaad, me eerste slag, al ben 'k ook zo slecht niet. Toen zweeg hij even. En je hoorde enkel in 't stille schildersatelier 't broze schrappen van 't houtskool. Daar stak hij koesterend z'n magere handen naar de haard uit: "'k mag dat piepe van die kokies zó graag hore! 'n Ope vuur is 't mooiste voor iemand die liefelijk denkt. Bij de rijkdom hebbe ze d'r van die blokkies hout op; dan gane de gedachte nog zachter. Wat 'n weer is 't buite. 'k mot er tóch door. Afijn. Luister je wel? - Dan is 't goed. Kan 'k beginne:
"As 'k zozowat beraam van 'n plan, dan is 's-Gravenhage me hoofdzetel. Koninklijke residentie. Snij je me hart ope, vin je één bonk oranje. Met respect. Maar waaróm Den Haag me hoofdzetel is, dat legt in me ziel begrave. Hoort nooit iemand. Gaat mee in me graf. "Nou. Met me uitgangskast van f 180 uit de bajes had ik niet genoeg om de rol te spele, die ik in 't detentiehuis in me hoofd had gesteld. Daarom nam ik me toevlucht tot mama. Ik vroeg die edelvrouwe of ze mijn de som van duzend gulde op wou sture. Maar deze edele moeder wist welk vlees ze in de kuip had, en daarom - schreef ze mijn - mot gij u tevrede stelle met honderd gulde, geliefde zoon. 't Had natuurlijk ten doel om een baron in Den Haag te late springe, want die z'n zoon wou ik same met mijn an lager wal hale. As je nou dus maar voelt dat 'k ál wat ik ondergaan, te danke heb an me ideeë , om rede ondergetekende 'n atheïst is, da wil zegge: 'n natuurkind. Vergeet 't nooit alsjeblieft.
"Voor die f 280 heb ik me toe' late make een blauw kamgare pak, jaquet-kostuum Engelse koningssnit; een paar kaplaarzen met vergulde sporen, een fantasiehoed style Louis XV, en een grote ulster "coat", zegge de Engelse tailleurs. - Van de mode weet ik álles! - Daarbij in stijl een fantasieketting, een fantasiering en een zilvere remontoir-horloge. Zo was me kostuum - en een fantasielorgnet; geciseleerd goud netuurlijk. Dat hele zakie kostte me over de f 120, 't ware verlakte chevreau laarze, style moderne. "Toe huurde 'k me een paard en ging zo rije in 't Haagse bos om 't grote kappitaal na te doen. Maar dit kon ook geen stand houwe. Want waar afgaat en niet bijkomt, dat mindert sterk. "Ik was gedurende me eerste misstap gelogeerd in 't Wape van 'Oorn, da's weer 'n hache, die ik niet uit kan spreke, door me Franse afkomst, merk je wel? En 'k heb dat leve slechts zeve dage volgehouwe, alhoewel 't ondergetekende zeer wel beviel, niet zozeer om te geure, as om me misdadige plan ten uitvoer te brenge. Hetgeen helaas mislukt is, waar ik tot op hede toe geen spijt van heb, want dan zat ik me hier nou niet bij jouw kacheltje te warme.
Noot: Een communard was een aanhanger der Parijse Commune van 1871.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|