(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Weena en klik op ENTER
De brief van Chrysostomus
In juni 1497 is hertog Philips van Bourgondië, die het jaar ervoor met vrouwe Johanna van Spanje getrouwd was, met veel pracht en praal in gezelschap van heren en prinsen in Rotterdam gekomen. Hij werd daar volgens oude gewoonte met grote feesten en met veel blijdschap ontvangen. Ik geloof dat het niet onaangenaam zal zijn, indien ik hier een zekere brief bijvoeg, die naar het schijnt omtrent het jaar 1514 door een zekere Italiaan, Chrysostomus van Napels genaamd, is geschreven aan een van zijn vrienden. De brief gaat over Holland, om welke reden ik hem grotendeels in het Nederduits (Nederlands) heb willen vertalen, enerzijds omdat hij niet erg lang is, anderzijds omdat men in de brief als in een spiegel kan zien, hoe de toestand van Holland toentertijd was en in het bijzonder ook omdat er melding wordt gemaakt van de stad Rotterdam. De brief luidt aldus:
"Geheel Holland (zo ik van de inwoners begrepen heb) heeft een omtrek van zeventigduizend passen en wordt aan de noord- en aan de oostzijde meest door de zee en aan de westzijde door de twee uitlopen van de Rijn omsingeld. Aan de zuidzijde reikt het tot aan Gelderland, eertijds zoals enkelen meenden Sicambria genaamd. De natuur van het land is zodanig dat het vanaf de zee landinwaarts afloopt en lager wordt, maar de Rijn versterkt door de Maas en meer andere rivieren, hoewel zij twee uitlopen heeft en onder een andere naam in de zee terechtkomt, schiet nochtans met zo'n groot geweld van water in de zee, dat ze de zee ver terug doet wijken en zowel naar binnen als naar buiten stromende meer dan dertigduizend passen met water bedekt en als een andere zee schijnt te zijn, mede ook alsof zij boos wordt door zulke grote wateren verslonden te worden, worstelt zij zo lang met de oceaan, dat zij, zoals wij gezegd hebben, al haar brakheid buitensluit. Waarover, naar ik meen, de zee zo boos was, dat zij omtrent 93 jaar geleden haar gewone grenzen heeft gepasseerd met haar wateren en een groot deel van Holland heeft bedekt en 72 van haar dorpen heeft verdronken, zelfs zo erg dat, naar de oude lieden zeggen, daar maar één kind met een kat, die toevallig in de wieg zat, gered is.
Dit zijn ellendige zaken om te horen, laat staan om te zien. Ik heb zelfs niet met een kleine schuit alle plaatsen, waar eertijds de ploeg over gegaan is, overgevaren. Op veel plekken steken nog de toppen van de torens boven het water uit, die als gedenktekenen van de begrafenissen die passeerden vermelden, dat de lichamen van de ingezetenen door de watervloeden bedekt, daar liggen.
Holland werd op zodanige wijze door de zee omsingeld en met vele sloten en weteringen doorsneden, dat het door uiterste grenzen van zowel water als land verdeeld schijnt te zijn. Er is stad noch dorp of men kan daar zowel over water met de schuit als over land met de wagen komen. Alle plaatsen zijn moerasachtig, nochtans niet zonder wegen, waar de wagens kunnen rijden en op vele plekken niet met stenen of kiezelstenen, maar met turven ordentelijk ingericht en bedekt en goed voorzien van sloten, waar men met schepen en schuiten mag varen. Voorts verdelen verschillende gaten, waar de wassende wateren in gebracht kunnen worden, de broekachtige landen, die nauwelijks tot iets anders dienen dan tot weiden voor beesten.
De mensen zelf wonen bijna evenveel op het water als op het land, zodat men hen amfibieën (dat zijn gedierten die op het water en op het land kunnen leven) mag noemen.
Er zijn twaalf steden door grachten en muren omsingeld en over de zesendertig dorpen, die in grootte en sierlijkheid niet van de steden afwijken, voorts veel kruiswegen, hoeven en dorpen, zodat men nergens zijn gezicht heen kan wenden of men komt het een of andere gehucht tegen. De steden zelf zijn vol grachten en sloten gevuld met water en met muren van gebakken steen, want het land heeft geen kiezelstenen, zandstenen of mortelstenen. Zij hebben brede en rechte straten, bedekt met kiezelstenen, die op schepen van elders erheen gebracht zijn, waardoor er geen slijk of vuiligheid aan is blijven hangen. Op enkele plaatsen hebben zij voortreffelijke prinsenhoven, raadhuizen, godshuizen, kerken en dergelijke publieke structuren.
De gebouwen van de gewone lieden, die bijna allemaal van gebakken steen gemetseld zijn, zijn niet erg hoog, maar lopen allemaal spits toe en ze zijn soms versierd met vaantjes.
Binnen, tegenover de deur, want zij wonen grotendeels beneden, hebben zij een buffet en aan de andere zijde van de muur grote koperen blinkende kommen en allerlei modellen kannen, die de ogen van de voorbijgangers naar zich toe trekken en door hun stralende licht het zicht verduisteren. Here, wat een geschitter van vaten, wat een schoonheid van bedden en tafels, wat een wittigheid van servetten en tafellakens, wat een sieraden van stoelen, wat een nettigheid van muren, vloeren en andere dingen.
Zij strooien zand op de vloeren van hun kamers en eetplaatsen, opdat als er in de avonduren wat vuil op valt of als iemand er met bemodderde voeten binnenkomt, de vloer niet vuil wordt, maar alles gemakkelijk kan worden weggeveegd, voordat het aan de grond gaat vastzitten.
Het volk is, naar ik opgemerkt heb, heel ijverig en vol handelsgeest, maar subtiel en listig, daar voeg ik de voerlieden en koetsiers aan toe, die zeer onbetrouwbaar zijn en er in het bijzonder op uit zijn om vreemdelingen voor een penning bij de neus te nemen. De vrouwen zijn allemaal zeer blank, schoon, eenvoudig en nauwkeurig, zo zijn ook zij bezig met de handel en dag en nacht wol aan het spinnen. Zij zijn al met al heel sober, houden zich in leven met gewoon brood of met in melk gebrokt of met boter besmeerd brood, maar als zij goede sier willen maken, dan schaft de pot rundvlees of schapenvlees, dat daags tevoren gekookt is en al met al wel zes dagen oud is. Toen ik dat gezien had, heb ik geboden dat men het zou wegnemen, want naar mijn idee zag ik een half verscheurd, zo men soms aangenaam tracht te zeggen karonje, dat al vier dagen dood was en uit het graf gehaald, of door de gemonische leer (zie: Nederduitsche keurdigten) op tafel gebracht.
Er zijn veel koeien en merries, de melk van de koeien wordt voor een deel verteerd, deels worden er grote kazen van gemaakt, de merries worden meest voor de wagens, die in Holland veel in gebruik zijn, benut. Ik heb dit hele kwartier in bijna zes dagen bekeken, of beter gezegd doorlopen.
Maar hoor, een vreemde zaak!
Er is een klein stadje, dat Rotterdam heet, waar ik bij het komen en bij het terugkeren twee nachten gelogeerd heb. Ik bekeek het stadje met een grotere ijver dan alle andere plaatsen en ik weet niet hoe het kwam dat mijn ogen er maar geen genoeg van konden krijgen het te aanschouwen. Ik merkte wel op dat zij minder in grootte en rijkdom was dan alle andere steden, nochtans door enige verborgen oorzaken behaagde zij mij meer, de muren, de poorten, de straten, alles lachte mij toe, de huizen, gevels, daken schenen mij vanzelf te vleien, zelfs de hemel leek mij zuiverder te zijn en de lucht ik weet niet hoe hemels om in te ademen, het land eromheen was zeer groen, de lucht zeer getemperd en de kruiden en weelderige bomen, waarmee Holland merendeels beplant is, leken mij ik weet niet hoe lieflijk om te ruiken.
Terwijl ik er zelf verbaasd van stond en ik over de oorzaak daarvan nadacht en ernaar zocht, bracht op het laatst een zeker persoon mij ervan op de hoogte, dat daar het vermaarde licht van de Griekse en Latijnse talen Erasmus geboren is en dat ik daardoor opgemerkt had, dat de hemel zo zuiver was, de lucht zo lieflijk en de bomen, kruiden en omliggende plaatsen zo zoet van geur waren.
Here, wat een blijdschap beving mij, hoe gelukkig achtte ik mij, dat ik het voorrecht had de gelukkige plaatsen te mogen aanschouwen, die het vermaarde en heilzame licht van Duitsland voortgebracht hadden. Toen heb ik de engel van de plaats geëerd en drie of vier maal de stadsmuren gekust en met enige godvruchtige woorden de stad, waar die godvruchtige man geboren en getogen is, voorspoed en welvaart gewenst en ben ik daar vandaan vertrokken etc."
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|