Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De cholera te Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De cholera te Rotterdam

De cholera of Aziatische buikloop behoort zeker tot de verschrikkelijkste ziekten, die wij kennen. Nauwelijks doet zich hier of daar een verdacht geval voor, of onmiddellijk stelt het gemeentebestuur alle pogingen in het werk om te voorkomen, dat de ziekte ook in onze stad haar slachtoffers zal opeisen. En al heeft zij in beschaafde landen veel van haar schrikwekkend karakter verloren, sinds de geleerden te weten zijn gekomen op welke wijze ze te bestrijden is, toch slaat bij het bekend worden van choleragevallen velen nog de schrik om het hart. De Cholera Asiatica, gewoonlijk kortweg cholera genoemd, heeft al meer dan twee eeuwen geleden in Voor-Indië haar slachtoffers geëist, doch bleef jarenlang tot dit volkrijke schiereiland beperkt. Hoe verschrikkelijk zij daar huis kon houden, kunnen wij opmaken uit het bericht, dat er in het jaar 1783 in het gebied van de Ganges in acht dagen tijds, niet minder dan 20000 mensen aan bezweken.

In 1817 kwamen ook choleragevallen voor op Ceylon en Java, in China en Japan. Van toen af verspreidde de ziekte zich over verschillende andere delen van de aarde. Door Perzië en Syrië heen baande zij zich een weg naar Europa; in 1824 deden zich de eerste gevallen voor in Astrakan en Orenburg. Het was te vrezen, dat de cholera zich ook spoedig in West-Europa zou vertonen. In het revolutiejaar 1830 was zij reeds tot in Polen doorgedrongen; in 1831 maakte zij slachtoffers in Duitsland, Italië en Spanje, terwijl zij in 1832 een verschrikkelijke slachting hield onder de bewoners van Parijs. Volgens de courantenberichten waren er op sommige dagen in deze wereldstad meer dan 2000 choleralijders. Geen wonder, dat men in ons land ook voor de gevaarlijke ziekte begon te vrezen. Op bevel van koning Willem I werden er commissies in het leven geroepen, die maatregelen tegen cholera moesten beramen. Ook Rotterdam kreeg haar commissie. Er werden algemene voorschriften gegeven, wat betreft het opruimen van vuilnis, as en mest en het schoonhouden van goten en riolen. Er werd gewezen op de gevaarlijke gewoonte om onrijp fruit te eten. Twee gast- of ziekenhuizen werden gedeeltelijk voor het opnemen van choleralijders ingericht.

De 25ste juni 1832 brak de cholera plotseling uit te Scheveningen. Zij eiste haar eerste slachtoffers binnen onze landpalen. Een stuurman en een matroos van een thuiskomende visserspink waren de eersten, die door de gevreesde ziekte overvallen werden. Men veronderstelt, dat zij goederen van een besmet schip, dat op weg was van St. Petersburg naar Londen, op de zandbanken van Vlieland gestrand was, in hun pink hadden overgeladen en in Den Haag en Rotterdam verkocht. De daarop volgende maand reeds kwamen in Rotterdam ziektegevallen voor. De angst sloeg vele stadsgenoten om het hart. De 27ste juli waren er 100 choleralijders, vier dagen later 359. Alleen de 1ste augustus werden er 70 personen aangetast; dat was juist 1 op de 1000 inwoners. En al was het hier niet zo erg als in Parijs, toch stond nagenoeg alle handel en verkeer weldra stil. Van lossen en laden was in het schipperskwartier niet veel meer te zien; de schippers, die vóór het uitbreken van de cholera nog hadden kunnen wegkomen, keerden niet terug; de andere lagen en bleven hier; vracht was er bijna niet te krijgen; op de Beurs werd zo goed als niets verhandeld. Alleen de vaste beurtschippers bleven gedeeltelijk komen en gaan.

Was het zo gesteld in het havenkwartier, het gezondste deel van de stad, veel erger was het in de oude binnenstad met haar smalle steegjes en slopjes. Uit de nauwe grachten en slootjes - het Franse watertje, het Blindemanswater, de Pannekoeksloot, Penningsloot en andere - waarin alle drek en vuilnis geworpen werden, stegen allerlei schadelijke dampen op. Daarbij kwam nog, dat vele familieleden uit misplaatste liefde en domheid zich verzetten tegen de overbrenging van de choleralijders naar de ziekenhuizen. Van de bijna 1400 lijders in 1832 werden er slechts 300 ter verpleging daarheen gebracht. De doctoren hadden dan ook een zware taak. Eén hunner - Dr. Mulder - verklaarde, dat hij in zes weken zo goed als niet geslapen had; af en toe slechts een ogenblik. Ook de geestelijken en ziekentroosters hadden het zwaar te verantwoorden; hoe konden zij de arme lijders moed en troost inspreken, waar de vreselijke ziekte zo verschrikkelijk huishield!

In de straten en stegen stonden de mensen elkaar de ijselijkste tonelen te beschrijven. Hier wist er een te vertellen van een melkboer op het Achterklooster, een kerel als een boom, die in een tijd van twee dagen gezond en dood was; onmiddellijk daarop stierven zijn vrouw en drie kinderen, zodat alleen een jongen van twaalf jaar overbleef. Dáár vertelde een ander, dat er van de veertien zieken in het Armhuis niet minder dan twaalf gestorven waren. Gelukkig, dat de welgestelden alles deden, wat in hun vermogen lag, om de nood van de arme achtergeblevenen zoveel mogelijk te lenigen. Daar de ziekte vooral onder de mindergegoeden en slecht behuisde mensen haar slachtoffers koos, was er bij de overlevenden en herstellenden dikwijls gebrek aan het allermeest nodige. Door de opbrengst van openbare collecten kon men hun tenminste in voldoende mate levensmiddelen en versterkend voedsel verschaffen.

De stedelijke overheid had nog met een andere moeilijkheid te kampen. U weet, dat de doden in de oudste tijd in en om de Grote Kerk begraven werden, daarna ook bij de verschillende kloosters en op andere kerkhoven binnen de stad. Deze wijze van begraven ontmoette grote bezwaren en zo was het stadsbestuur van Rotterdam op last van hogerhand ertoe overgegaan een begraafplaats een heel eind buiten de stad aan te leggen. Het had daartoe terrein gekozen te Crooswijk. Bij het uitbreken van de cholera was het kerkhof aldaar reeds zo goed als gereed. Alleen de toegangsweg was nog moeilijk begaanbaar. Daarom werden de doodkisten achter de Grote Kerk op de Binnenrotte in schuitjes geplaatst en zo naar Crooswijk vervoerd. De eerste lijken op dit kerkhof begraven, waren die van choleralijders. 's Morgens, 's middags en 's avonds kon men de vaartuigen met hun vreemdsoortige last door de Binnenrotte naar Crooswijk zien bomen.

Van de 1392 lijders stierven er ongeveer 700, dat was één percent van de toenmalige bevolking. Rotterdam had meer geleden dan enige andere stad in ons land. Wel hadden zich ook choleragevallen voorgedaan in Den Haag, Leiden, Delft, Dordrecht, Gouda, Haarlem, Amsterdam en andere plaatsen, maar het aantal sterfgevallen was daar in vergelijking met Rotterdam betrekkelijk gering geweest. Eén der oorzaken in het nadeel van Rotterdam was zeker wel, dat de gezondheidstoestand in deze stad met haar vele sloppen en stegen, sloten en stinkgrachten heel wat te wensen overliet. Het was dan ook niet te verwonderen, dat Rotterdam na de cholera-epidemie de naam kreeg een ongezonde stad te zijn; het sterftecijfer - in 1911 11 - bedroeg in die jaren 33 á 34 per duizend. Toch werden door het stadsbestuur nog zo goed als geen maatregelen genomen ter verbetering van deze ongezonde toestand. Alleen het grote ziekenhuis op de Coolsingel werd gebouwd. In 1848 was het nog niet geheel voltooid, toen ten tweede male de cholera binnen Rotterdam verscheen.

Een Duitser, uit Engeland komende, bracht haar de 17de oktober naar onze stad over. Per boot hier gearriveerd, deden zich bij de vreemdeling al dadelijk verschijnselen voor die op cholera wezen; twee dagen later was de man gestorven. Precies een week later vertoonden zich gevallen in verschillende stadsdelen. De ziekte nam aanvankelijk snel toe, om een veertien dagen later weer langzamerhand af te nemen. In januari 1849 meenden de doctoren, dat het leed geleden was. Op de 83.000 inwoners, die Rotterdam toen telde, hadden zich 1232 gevallen voorgedaan. Maar het ergste kwam nog. In het voorjaar van 1849 verhief de ziekte zich plotseling opnieuw. Binnen een jaar tijds werden 2150 slachtoffers van de meedogenloze ziekte naar Crooswijk gedragen; ruim driemaal zoveel als in 1832; bijna tweeënhalf percent van de gehele bevolking.

Het stadsbestuur kreeg wel een gevoelige les voor zijn nalatigheid. De gezondheidstoestand was de laatste jaren in Rotterdam achteruitgegaan; er waren te weinig riolen en er was gebrek aan goed drinkwater. De gemeenteraad benoemde een commissie om maatregelen tot stadsverbetering te beramen. Deze deed verschillende voorstellen. Ten gevolge van de adviezen van deze commissie werden de meeste sloten in de binnenstad gedempt en de gehele stad gerioleerd. Om de stad heen werden de bekende singels met plantsoenen aangelegd, terwijl het Park als een nieuwe long aan Rotterdam werd toegevoegd. Toen dan ook een cholera-epidemie in 1866 ten vierde male de stad teisterde - in 1853 hadden zich ook een aantal gevallen voorgedaan - kon men reeds goed de invloed van de hygiënische werken bespeuren. De sterfte was over het algemeen niet zo groot als vroeger, daar men ook meer zorg droeg voor ontsmetting en voor beter drinkwater, dat nu althans uit de Maas gehaald werd.

De cholera-epidemie van 1866 verspreidde zich over een groot deel van Nederland; de minste slachtoffers vielen te Haarlem en Amsterdam, twee steden, die toen reeds in het bezit van een duinwaterleiding waren. Ook Rotterdam zou nu, het kostte wat het wilde, zijn drinkwaterleiding krijgen. De directeur der Gemeentewerken, Van der Tak, maakte de ontwerpen en in 1873 was de Rotterdamse drinkwaterleiding gereed. En alsof het spel sprak: hetzelfde jaar klopte de cholera nog eenmaal in deze stad aan - maar heel wat minder slachtoffers vielen in haar klauwen dan weleer. Sedertdien is er van geen cholera-epidemie in onze stad meer sprake geweest, al zijn af en toe nog wel eens enkele op zichzelf staande gevallen voorgekomen.

De cholera heeft heel wat ellende, ook in Rotterdam, veroorzaakt, maar zij heeft naar het blijkt, ook wel wat goeds gebracht. Het grote ziekenhuis op de Coolsingel, de riolering van de stad en de drinkwaterleiding hebben we, zoals we zagen, voor een groot deel aan haar te danken.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Augustus 2019