Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdamse catastrofe

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Pincoffs en klik op ENTER




Rotterdamse catastrofe

Hertaling.

Jan Windman, Pieter Soliditeit en Gerrit Meeprater anno 1879.

Een afgeluisterd gesprek naar aanleiding van de Rotterdamse catastrofe:

Pincoffs of "schijn bedriegt" - De ontvluchting van de directeuren der Afrikaanse Handelsvereniging - Hun niet-arrestatie en heren commissarissen - Het advies van de president en de secretaris der Nederlandse Bank - Het gevaar voor een "run" - De onduidelijke verklaring van Mr. M. Mees - De goedkeuring van valse balansen - Wat hebben commissarissen bij Naamloze Vennootschappen te doen? - Nalatige aandeelhouders en een gebrekkige wet - Het stemmental in algemene vergaderingen - Nominaties door commissarissen opgemaakt - Een directeur: secretaris van de raad van commissarissen - De aandelen van directeuren en commissarissen - Dankbaarheid door

Anonymus.

Inleiding.

Ik wandelde in het Vondelpark; het was schemeravond en een fris koeltje bracht nieuwe ideeën, nieuwe moed, om de volgende morgen de "Kampf um's Dasein" te hervatten. Wat een denkbeelden kwamen er allemaal bij mij op! Het was, alsof ik niet zó vrolijk, zó opgeruimd als anders kon zijn. Ik zag sterren aan de hemel verschieten en onwillekeurig maakte ik een vergelijking tussen deze sterren en de mensen. De Rotterdamse catastrofe had ook mij zeer getroffen. Ik voelde diepe verachting voor de man, die, door eigen toedoen, van de bovenste sport van de maatschappelijke ladder tot het allerlaagste peil gedaald was; voor de man, die, eens gevierd, ja bijna aanbeden, het land had moeten verlaten als een boosdoener, om aan de handen der justitie te ontkomen. Ik had medelijden met zijn slachtoffers, in de eerste plaats met de ex-mededirecteur van de Afrikaanse Handelsvereniging, en was zeer benieuwd naar hetgeen de commissarissen van de A. H. in het midden zouden brengen, om hun gedrag inzake Pincoffs en Kerdijk te rechtvaardigen. In mijn verbeelding zag ik één van die commissarissen in de algemene vergadering van aandeelhouders opstaan, om namens zijn collega's het woord te voeren; ik hoorde een geluid, dat ik al meer en meer naderde. Was het 't ruisen van het geboomte, een minnend paar, dat hardop over de toekomst zat te dromen, of had ik het mis?

Ik liep peinzend voort en kwam in de nabijheid van een bank, waarop drie heren zaten te redeneren. Zij spraken zó luid, dat ik op een afstand reeds duidelijk kon horen, waarover het gesprek ging. Zou ik mij ook mengen in hun discussie over het onderwerp van de dag, of zou ik mij verbergen en een onzichtbaar auditorium vormen? Mijn besluit was spoedig genomen; ik kroop achter enkele struiken en was benieuwd, of ik iets anders zou vernemen dan de opsomming van courantennieuwtjes. Ik moet bekennen, dat ik volstrekt geen spijt heb, de discussies, die de drie heren voerden, te hebben bijgewoond; zij hebben voor mij in vele opzichten nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Die gezichtspunten in wijder kring bekend te maken, ziedaar de aanleiding tot deze brochure, waarin ik een zoveel mogelijk getrouw resumé zal geven van het door de drie heren gesprokene. Vooraf nog dit: ik zal de drie personen, die ik aan hun stem niet herkende en wegens de invallende duisternis niet kon zien, sprekende invoeren, en hun de namen geven van Jan Windman, Pieter Soliditeit en Gerrit Meeprater.

Waarom deze namen? Omdat zij het meest geëigend zijn, om de indruk weer te geven, die de drie heren op mij maakten. De een scheen over alles nogal luchtig heen te stappen en het spreekwoord: "gelegenheid maakt de dief" in toepassing te brengen. Het ging hem, als de meid, die zich over het vele breken verontschuldigt, door te zeggen: "Ja! Mevrouw gaat er ook niet zoveel mee om". De tweede vormde een schril contrast met hem. Aan de bedaarde wijze, waarop hij zijn mening te kennen gaf, was het merkbaar, dat hij meer nadacht dan zijn luchthartige vriend. Een alweter scheen mij Meeprater te zijn. Konden Windman en Soliditeit het niet eens worden, hij wist de zaak zo te draaien, dat men haar tenslotte doodzweeg, of het althans "in principe" eens werd. Het kwam mij voor, dat hij nogal gereisd had, hetzij als commis-voyageur of in een dergelijke functie. Er werd al bijster weinig in het midden gebracht, of hij maakte onmiddellijk een vergelijking met de toestanden in het buitenland, terwijl hij het nu en dan met de waarheid niet al te nauw nam. Hoe het zij, ik heb mij over mijn gang naar het Vondelpark op die avond niet te beklagen. Of ik gelijk had? Lezer, oordeelt u zelf!

Anonymus.

Gerrit Meeprater. Schandelijk mijne heren, schandelijk! Zoiets moet tegenwoordig niet meer gebeuren. Het heil van een stad in handen van één man te stellen, zich te laten meeslepen door een zalvende spraak en een schijnheilig uiterlijk; dan nog, op de koop toe, de borst van die man met een "Virtus nobilitat" te tooien - 't is wat al te kras!

Jan Windman. Het is heel gemakkelijk, mijnheer, als iets eenmaal verkeerd gelopen is, te zeggen, hoe men niét had moeten doen. De beste stuurlui staan immers altijd aan wal. Ik wed, als gij Pincoffs gekend had, gij zou er ook zijn ingelopen.

Pieter Soliditeit. Dat zou ik niet willen zeggen. Een man als Meeprater, die de wereld kent, veel landen bereisd heeft, had, wellicht reeds jaren geleden opgemerkt, dat er iets niet in orde was. - Maar gekheid is gekheid; mijnheer Windman heeft volkomen gelijk. Nú is het natuurlijk de schuld van allen, die met Pincoffs in relatie stonden. Het volk, en niet het minst de aandeelhouders in de door hem gecreéerde en bestuurde instellingen, zijn verbolgen op commissarissen, die, zegt men, tantièmes ontvingen en niet toezagen; balansen goedkeurden en er niet aan dachten achterdocht te koesteren; die er wel voor opgepast zouden hebben Pincoffs te laten blijken, dat zij hem controleerden en die de heilige overtuiging hadden, dat dié man, door iedereen geacht en bemind, meer dan gewone bekwaamheden en deugden bezat. En is het hun niet te vergeven, dat zij zich in de man vergisten, die niet slechts hen, maar zelfs vorsten wist te biologeren? Geeft vorstengunst er niet dikwijls aanleiding toe, dat een alledaags burger de begunstigde gunsten aanrekent, zonder te weten, of hij ze inderdaad bezit? Strekken titels en ridderorden niet menigmaal tot een vrijbrief voor daden, die een mens, zonder predicaat en zonder ridderorden, zich niet zou durven veroorloven? "Schijn bedriegt" - zegt het spreekwoord. Zo is het ook hier gegaan. Men ziet een vergulde pil, bijt erin en al snel ontwaart men, dat het verguldsel slechts diende, om haar een verleidelijk voorkomen te geven. Ik zal niet beweren mijne heren, - gij zoudt wellicht de conclusie trekken - dat ik de commissarissen over hun toezicht een compliment zou willen maken. Integendeel, maar ik kom met kracht op tegen hen, die "après coup" de zaken beoordelen.

Gerrit Meeprater. Gekheid, gekheid! Verkeerde filantropie. Ik denk er héél anders over. Mijnheer Soliditeit zegt terecht, dat ik nogal gereisd heb. Nu, ik laat mij er anders niet op voorstaan, maar in het buitenland zou zoiets niet zo gemakkelijk zijn voorgekomen.

Jan Windman. Mijnheer, gij beweert iets zonder na te denken - veroorloof mij, dat ik u dat zeg. Spanje, Frankrijk, België, Amerika, allen kunnen wijzen op lieden, die in een hoge maatschappelijke positie anderen hebben weten te begoochelen. Of moet ik u herinneren aan de Spaanse ex-minister, die bij de Banque Territoriale d'Espagne een hoofdrol vervulde, aan Langrand Dumonceau, aan Tweed en anderen?

Gerrit Meeprater. Gij begrijpt mij verkeerd, mijnheer Windman! Met iéts bedoel ik niet het faillissement der Afrikaanse Handelsvereniging, veroorzaakt door frauduleuze handelingen van de ex-directeuren, maar meer bepaaldelijk de ontsnapping of "verwijdering." Jan Windman. Als gij dát bedoelt, à la bonne heure! Daarover ben ik het ook met mijzelf nog niet eens. Wat denkt gij ervan Soliditeit?

Pieter Soliditeit. Ik spreek niet gaarne, als ik niet gevraagd word, maar wilt gij mijn opinie weten, welaan, ik wil haar u doen kennen, indien ik niet teveel van uw geduld eis, want ik ben niet gewoon veel te spreken - schrijven zou wellicht beter gaan; dan heeft men meer tijd, om zijn gedachten te formuleren. Ik heb de laatste dagen alles nauwlettend gelezen en bestudeerd, dat wil zeggen getoetst aan de eisen van de handel en van het krediet in een land als het onze. En dan schroom ik niet te verklaren, schrik niet mijne heren! dat ik het zeer juist vind, dat commissarissen der Afrikaanse Handelsvereniging "op de bewuste avond" Pincoffs en Kerdijk niet hebben laten arresteren.

Gerrit Meeprater. Wat hoor ik? Neem mij niet kwalijk, dat ik u in de rede val, maar dat gaat wel wat ver. Mensen, die verklaren valse balansen gemaakt te hebben; die op cynische wijze zeggen, dat het kapitaal verdwenen is en men hun tijd moet laten, om de zaak nog enigszins te redresseren... niet arresteren; dat kan u geen ernst zijn!

Pieter Soliditeit. Bedaar een beetje; laat mij uitspreken. Ik zeg niet, dat de commissarissen Pincoffs en Kerdijk niet hadden moeten arresteren, althans voorkomen, dat zij het hazenpad kozen, maar ik beweer, dat men op de avond, toen de onthullingen gedaan werden; toen het masker viel en de ondeugd zich in alle verachtelijkheid vertoonde, er terecht mee gewacht heeft, de bevoegde autoriteit kennis te geven van het voorgevallene. Ik ga zelfs verder - ik zal het aanstonds trachten te bewijzen - men het niet doen mócht. Wél had men - en wat dat betreft behoor ik tot hen, die het gedrag van de commissarissen afkeuren - moeten zorg dragen, dat de twee directeuren nergens en nimmer alleen waren; men had hen tussen vier muren moeten bewaken. Men had de justitie buiten spel kunnen laten, totdat gebleken zou zijn, dat hun plannen, om de zaak alsnog te redden, utopieën, praatjes waren; totdat men zich....

Gerrit Meeprater. Alles goed en wel, maar de grond voor uw idee?

Jan Windman. Meeprater! U bent onverbeterlijk; houd je toch een ogenblikje stil. Wat Soliditeit gezegd heeft, is zo dwaas nog niet. Ik meen al te begrijpen, waar hij heen wil. Ik geloof, hij zinspeelt op het advies van de president en de secretaris van de Nederlandse Bank.

Pieter Soliditeit. Juist Windman! Ik zal nog even mijn laatste woorden herhalen en verzoek Meeprater mij niet te storen. Ik zei, tot men zich, en wilde erbij voegen: op alle eventualiteiten had voorbereid. Niet ten onrechte heeft men de president en de secretaris van de Nederlandse Bank om raad gevraagd. Zeer terecht begreep men, dat, als het ruchtbaar werd - hetgeen onmogelijk anders had kunnen geschieden - als Pincoffs en Kerdijk gearresteerd, de Afrikaanse Handelsvereniging en andere instellingen gevallen waren, er een paniek zou zijn ontstaan, zoals wij die hier gelukkig nog niet kennen, maar die New-York, Londen, Berlijn, Parijs en Wenen ons maar al te goed hebben doen zien. Niet de enkele instellingen en de weinige personen, nu helaas de dupe van de oneerlijkheid van Pincoffs en Kerdijk, maar instellingen, aan de catastrofe ten enenmale vreemd, zouden de slachtoffers geweest zijn van overijlde stappen, van een te grote genegenheid voor parate executie. Zouden niet velen, in de waan verkerende dat gans Nederland dreigde onder te gaan, hun depots bij de banken, enz. hebben opgevraagd; zou men hier niet hebben gezien, hetgeen elders zo dikwijls is voorgekomen: een algemene "run", een "sauve qui peut"? En wat zou men de commissarissen dan verweten hebben? Zou men dan niet gezegd hebben: waarom door uw zucht naar recht duizenden tot de bedelstaf gebracht; waarom de grote instellingen niet eerst de tijd gelaten, zich behoorlijk voor te bereiden op de dingen, die misschien komen zouden; waarom niet eerst te herstellen wat nog mogelijk was? En men zou dán, meer dan nu, gelijk gehad hebben over het onverantwoordelijke gedrag van de commissarissen te klagen. Of weet gij niet wat het zeggen wil een "run"? Schaft u dan een boek aan en lees over de crisis te Londen in 1866, over de "Black Friday" te New-York in 1869, over de gebeurtenissen te Berlijn en te Wenen in 1873. Dan, geloof ik, zult gij het met mij eens zijn, dat, zo ooit, dié avond voorzichtigheid dringend geboden was.

Jan Windman. Veel van hetgeen u daar zegt, is waar; maar waarom hebben commissarissen dat niet eens duidelijk uiteengezet; waarom, geheel onverdiend naar hetgeen ik nu van u hoor, zich een blaam laten aanwrijven, alsof medelijden en wellicht nog andere motieven hen hebben teruggehouden van hetgeen naar de volksopinie plicht zou zijn geweest?

Gerrit Meeprater. Ja, dét wilde ik ook juist zeggen; als het zo was, als mijnheer Soliditeit ons voorstelt, zouden commissarissen wel de grote trom geroerd en zich verontschuldigd hebben.

Pieter Soliditeit. Het lijkt alsof de heren geen kranten lezen, want ik heb toch iets dergelijks in de bladen gezien; ik meen, dat Mr. M. Mees, in zijn rede in de vergadering van aandeelhouders in de Afrikaanse Handelsvereniging, erop wees, hoe noodzakelijk het was, zich op eventualiteiten voor te bereiden, alvorens de justitie in de zaak te betrekken.

Gerrit Meeprater. Dat is juist het ongeluk; altijd die dubbelzinnige woorden. De Fransen zeggen: "je nomme un chat un chat", en dat had Mr. Mees ook moeten doen.

Jan Windman. Permitteer me, maar voor een aandachtige lezer - ik erken, dat ik het niet ben - was het duidelijk genoeg. Mr. Mees kon toch bezwaarlijk in die donkere dagen op zijn kantoor of in zijn studeerkamer een verhandeling schrijven over de crisissen in het algemeen en de catastrofe te Rotterdam in het bijzonder. En dan nog? Veronderstel eens, hij was met zulk een verdienstelijk werk ter vergadering gekomen en zou begonnen zijn het betoog voor te lezen, welke aandeelhouder, gebukt onder de zware verliezen en smachtende naar bijzonderheden over de toestand der maatschappij zou ook maar één ogenblik naar hem hebben geluisterd? En voorts: welke voorzitter zou hem toegestaan hebben zijn opstel voor te lezen? Hij was zeer zeker tot de orde geroepen.

Pieter Soliditeit. Volkomen waar; dat zijn altegaar goede dingen voor colleges in de staathuishoudkunde, voor hen, die dieper in de zaken van economische aard willen doordringen, maar op een algemene vergadering van een maatschappij "en déconfiture" komen zij niet te pas. Mr. Mees heeft kort en bondig gezegd hetgeen er te zeggen viel en het terecht aan de hoorder overgelaten daaraan zijn beschouwingen vast te knopen, of de niet aanwezige om tussen de regels door te lezen.

Gerrit Meeprater. Toegegeven! Maar een andere vraag; hoe konden de commissarissen balansen goedkeuren, die vals waren? Was dát soms ook nodig?

Jan Windman. Niet zo satirisch asjeblieft! Meent ge inderdaad, dat commissarissen van een maatschappij elk postje in de boeken moeten nagaan, de cijfers vergelijken met de gevoerde correspondentie, enz., enz.? Of zouden zij niet veeleer de eindresultaten hebben te beoordelen, en, naar aanleiding van die gegevens, voor de toekomst van hun maatschappij maatregelen moeten treffen? Maar, nog afgezien daarvan, zou het u invallen, een koopman, die bij de gehele wereld als solide bekend staat, te verdenken van valsheid in de boeken; zoudt gij, indien gij u met een als solide bekend staande koopman wilt associëren, en hij u de eindcijfers van zijn balans toonde, tegen hem zeggen: hoe komt ge aan deze of gene post? Zou hij u dan niet, als té achterdochtig, de rug toekeren? Wat Soliditeit in de aanvang van ons gesprek zei, staat hiermee in nauw verband. De ex-directeuren hebben allen gebiologeerd en weten te voorkomen, dat men argwaan zou koesteren. Men kan het commissarissen niet kwalijk nemen, dat zij de mannen niet wantrouwden, die door ieder als op handen gedragen werden.

Gerrit Meeprater. Ik ben het niet met u eens. Ik wil wel bekennen, dat het verschrikkelijk moeilijk gaat, een zaak te controleren als bijvoorbeeld de Afrikaanse Handelsvereniging, en directeuren, te goeder naam en faam bekend - anders had men hen niet gekozen - te wantrouwen, maar wat doet men dan met commissarissen?

Jan Windman. Die dienen slechts, om de zaak in de buitenwereld te pousseren - geloof ik.

Pieter Soliditeit. Gij zult het vreemd vinden, Windman, maar nú ben ik het eens met Meeprater. Gij weet, hoe ik over het gedrag van commissarissen van de A. H. op de bewuste avond denk, en dienaangaande de opinie van velen niet deel - maar evenzeer moet ik hetgeen gij zo-even gezegd hebt bestrijden. Weet ge wel, dat commissarissen, die hun naam lenen, om de zaak te pousseren, maar niet nauwlettend toezien, oneindig veel kwaad stichten? Weet ge wel, hoe het publiek spreekt, als deze of gene maatschappij aanbevolen wordt door baron A, burgemeester B, lid der Kamer C, of door D, een aanzienlijk koopman? Dan zegt "Jan" - om een beursterm te gebruiken - "als die zaak niet goed was, zou die mijnheer haar niet aanbevelen." Daarin is het grote gevaar gelegen.

Jan Windman. Alles goed en wel, maar het is voor directeuren niet aangenaam, steeds gecontroleerd te worden. Als ik de directeur was van de een of andere instelling en de commissarissen zouden mij streng controleren, dan zou ik eenvoudig zeggen: "Mijne heren, hadt gij mij niet vertrouwd, dan hadt gij mij niet moeten benoemen."

Pieter Soliditeit. Dat is een zeer mooie tirade, maar men wordt niet geheel onvoorbereid tot directeur benoemd. Men weet vooraf, dat er commissarissen - in uw ogen dwarskijkers - zijn; neemt men een benoeming als directeur aan, dan stemt men stilzwijgend in de controle toe. Ik zou u dan antwoorden: "Hadt gij u niet willen laten controleren, dan hadt gij voor de benoeming moeten bedanken." In mijn ogen is het commissariaat geen erepostje - ik zou dan ook nimmer commissaris willen zijn - maar een betrekking, waaraan een grote verantwoordelijkheid is verbonden. Men kan haar in mijn ogen niet "en petite bagatelle" behandelen. Ik zou commissarissen wel degelijk verantwoordelijk willen stellen, indien, door gebrekkig toezicht op, of door overdreven hoffelijkheid jegens directeuren, aandeelhouders verliezen lijden.

Jan Windman. In theorie goed, maar praktisch onuitvoerbaar. Wie zou dan commissaris willen zijn?

Pieter Soliditeit. Mijnentwege niemand. Maar ik heb liever geen controle dan gebrekkig toezicht; wat baat een schildwacht, die niet eens om het te bewaken perceel rondloopt, teneinde te zien, of er ook wordt ingebroken, maar die wacht, totdat de boosdoener bij hem komt en zegt: "Mijnheer de schildwacht, door mijn toedoen is hier iets niet in orde"? Wat zouden de mensen, die in dat perceel hun goederen bewaarden, dan wel zeggen? Zouden zij niet uitroepen: "Had ik geweten, dat er geen schildwacht was, ik zou zelf hebben opgepast; ik was gerust, omdát hij er stond, maar hij heeft mij teleurgesteld - in het vervolg geen schildwacht meer!" Zouden die mensen zo geheel onjuist redeneren?

Gerrit Meeprater. Uw meningen, mijn heren! lopen schijnbaar zeer uiteen en toch geloof ik, dat wij het in dit opzicht eens kunnen worden. Windman zegt: er móeten commissarissen zijn - een half ei is beter dan een lege dop; Soliditeit oordeelt er anders over en wil toezicht, volmaakt in elk opzicht: verantwoordelijke commissarissen, die, om zo te zeggen, op het kantoor niemand moeten laten niezen, zonder "wel moge het je bekomen" te prevelen. Dit zijn de uitersten. Ik ben van oordeel, dat die commissarissen-kwestie beter te regelen was, indien de aandeelhouders zelf meewerkten en niet alles op anderen lieten aankomen; bovendien, als de wet op naamloze vennootschappen gewijzigd werd.

Jan Windman. Meeprater! Ik heb plezier in u. Het schijnt, dat ge toch ook eens gezond kunt redeneren, maar wat bedoelt ge eigenlijk met de medewerking van aandeelhouders en de verandering van de wet? Ik ben niet heel bevattelijk en zou dienaangaande uw gevoelens wel eens willen vernemen. Wij komen nu, geloof ik, op een zeer moeilijk terrein. Ik ben ook aandeelhouder in enkele maatschappijen, maar weet waarlijk niet, hoe ik zou kunnen meewerken. De wetskwestie nog daargelaten.

Gerrit Meeprater. Het gaat u, mijnheer! Als met de meeste mensen. Nu het op u neerkomt, zegt gij: ík heb geen schuld, wat kan ík eraan doen?

Jan Windman. Ik zou heus niet weten wat? Ik heb immer op stipt op de bepaalde termijn de stortingen op mijn aandelen volbracht, en de directeuren geen strobreed in de weg gelegd.

Gerrit Meeprater. Dáár hebben wij het. U lijkt op de burger, die geregeld en zeer consciëntieus belasting betaalt, maar nimmer deelneemt aan de verkiezingen voor Gemeenteraad, Provinciale Staten of Kamer! Gij hebt evenmin recht tot klagen, als uw geld in deze of gene maatschappij teloor gaat, als gij ontevreden mag zijn over de leden van Gemeenteraad, Staten of Kamer.

Pieter Soliditeit. Meeprater is waarlijk welsprekend. Maar de vergelijking gaat niet op. Ik ben bijvoorbeeld belastingschuldige en neem deel aan de verkiezingen, omdat die in de stad waar ik woon plaatsvinden, maar ik kan, als aandeelhouder, niet alle algemene vergaderingen bijwonen, omdat de maatschappij dikwijls ver van mij haar zetel heeft. Op die wijze, zou ik - gesteld ik had tijd en lust - mijn dividenden kunnen verreizen.

Gerrit Meeprater. Nu vergeet ú weer iets. Als u wilt stemmen, dan moet u zelf ter stembus gaan, maar voor deelneming aan een algemene vergadering van aandeelhouders kunt u procuratie geven.

Pieter Soliditeit. Ik heb niet overal vrienden en kennissen wonen, zoals dat, naar het schijnt, met u het geval is.

Gerrit meeprater. Dan verzoekt men de een of andere commissaris als vertegenwoordiger op te treden; die willen dat wel doen en moeten er toch ex officio zijn.

Jan Windman. Nu slaat u weer door, mijnheer Meeprater! Gij wilt aan de ene kant ons overhalen om ter algemene vergadering te gaan, om directeuren en commissarissen te controleren, of geeft de raad onze aandelen in hun handen te geven. Wat zou dat baten?

Pieter Soliditeit. Al pratende is er een plan bij mij opgekomen en ik zal het uitvoeren ook. In het vervolg zal ik mij meer voor de maatschappijen, waarvan ik aandeelhouder ben, interesseren. Maar hoe? Zult gij vragen. Doodeenvoudig! Er is bijvoorbeeld een algemene vergadering van de maatschappij A, ik ben aandeelhouder, dan annonceer ik de bladen: "De ondergetekende aandeelhouder der maatschappij A, roept zijn hier ter stede wonende mededeelhebbers op tot het houden ener bijeenkomst, ten einde gezamenlijk het mandaat vast te stellen van één onzer, die voor ons allen, op gemeenschappelijke kosten, de algemene vergadering, te R. te houden, gaat bijwonen en onze wensen aldaar zal kenbaar maken." Wij kiezen dan natuurlijk een bekwaam man, en, indien men in andere steden hetzelfde doet, krijgt men ter algemene vergadering mannen, die wéten wat zij moeten zeggen en bekwaam zijn het woord te voeren. Directeuren en commissarissen zullen dan tegenover bekwame aandeelhouders staan. En gij kunt ervan verzekerd zijn, mijne heren, dat deze laatsten ook liever met mensen te doen hebben, die precies kunnen zeggen hóé zij het gaarne zouden hebben. Want, wat ziet men nu en dan gebeuren? Dat deze of gene aandeelhouder, met moed en een bestudeerde "speech" gewapend, ter algemene vergadering komt, het woord vraagt... En midden in de zin blijft steken of die hoe dan ook eindigt, om geen "fiasco" te veroorzaken. En niet alleen zou ik deze methode willen toepassen bij maatschappijen buiten de stad waar ik woon, maar ook bij die in de stad.

Gerrit Meeprater. Mijnheer Soliditeit is voor zendeling in de wieg gelegd, want zelden zag ik iemand, zó goed in staat bekeerlingen te maken. Het is inderdaad een fameus denkbeeld. Want ik ben het nu geheel eens met de geëerde vorige spreker - zou men in de Kamers zeggen - het is eigenlijk belachelijk, als men de zaak eens goed nagaat. Neem eens aan: er komen ter algemene vergadering 15 aandeelhouders - was het maar altijd zo - , tezamen uitbrengende 52 stemmen: 3x6, 2x5, 3x4, 2x3, 1x2, 4x1 st., en aan de bestuurstafel zitten 2 directeuren en 7 commissarissen, ieder 6 stemmen uitbrengende - het maximum volgens de statuten - , dus 54 stemmen (ik neem niet eens aan, dat zij nog aandelen voor anderen vertegenwoordigen) hoe wil men dan iets gedaan krijgen, tegen de zin van de bestuurders in?

Pieter Soliditeit. Er vallen mij nog meer grieven in, waarin de wet moet voorzien; dan, denk ik, is Meeprater ook tevreden. Ik zal die eventjes opnoemen.

Gerrit Meeprater. Haast u een beetje; het wordt mij hier waarlijk te koel.

Pieter Soliditeit. Anders zijt gij ook niet haastig; nog een paar woorden.

Gerrit Meeprater. Goed Soliditeit, ga je gang, maar vatten wij kou, voor uw rekening.

Pieter Soliditeit. Ik zal echt kort zijn; 1e hebben wij uitgemaakt geen vertegenwoordiging van aandeelhouders ter algemene vergadering door commissarissen; 2e zou ik wensen geen nominaties, door commissarissen opgemaakt, tot verkiezing van hun ambtgenoten; 3e zou het nuttig zijn, dat een directeur niet optrad als secretaris van de Raad van Commissarissen; 4e moesten de statuten van elke naamloze vennootschap een bepaling bevatten, volgens welke aan de aandelen, waarvan directeuren en commissarissen bezitters zijn, willen zij benoembaar wezen, geen recht tot stemmen werd ontleend; 5e Gij zijt zo in 't vuur van uw betoog, Soliditeit, dat wij, indien wij u laten praten, over een uur hier nog zitten. Wacht nog even met nr. 5 en laten wij liever de andere punten nog even nagaan.

Jan Windman. Ik heb mij lang stilgehouden, maar nu wil ik vragen: wat moet dat alles betekenen? Het is gemakkelijk gezegd, maar, zonder toelichting, hecht ik er nog niet veel waarde aan.

Pieter Soliditeit. Wat betekenen nominaties, als de "bon ton" meebrengt, dat nr. 1. van de nominatie als overwinnaar uit de stembus komt? Gewoonlijk wordt de naam van de herkiesbare bovenaan gezet en dan nog een voor de vorm. De benoemingen gaan dan meest vergezeld van een herinnering aan de statuten, volgens welke de aftredende commissaris terstond herkiesbaar is.

Jan Windman. Maar íemand moet toch een nominatie opmaken?

Gerrit Meeprater. Dat ben ik geheel met u eens, maar het komt ook mij voor, dat het ánders moet zijn.

Pieter Soliditeit. Wel zeker; een commissie, te kiezen uit aandeelhouders, die relaties bezitten en dientengevolge vele mensen kennen. Men benoeme A of B niet uit beleefdheid tot commissaris, maar wél, omdat hij door capaciteiten de aangewezen man is.

Jan Windman. Ik meen u ook te hebben horen zeggen, dat een directeur niet moet optreden als secretaris van de Raad van Commissarissen, is het zó, wat bedoelt u er dan mee?

Pieter Soliditeit. Zeer eenvoudig dat te verklaren. Geen directeur moet als secretaris van de Raad van Commissarissen een balans verifiëren, door hem zelf opgemaakt.

Gerrit Meeprater. Gebeurt dat dan wél?

Pieter Soliditeit. Nog verleden week kreeg ik een balans in handen, onder welke een dergelijke verificatie was opgenomen - ik geef u daarvan de verzekering.

Jan Windman. Zonder die verzekering zou ik het ook geloofd hebben. Maar zoudt gij de vierde, door u genoemde grief ook niet willen toelichten?

Pieter Soliditeit. Die toelichting behoeft niet lang te zijn. Zij staat in direct verband met hetgeen Meeprater zo-even in het midden bracht met betrekking tot het stemmental in de algemene vergaderingen. Wordt mijn denkbeeld in praktijk gebracht, dan zullen de aandeelhouders niet zoveel gevaar lopen overstemd te worden als tegenwoordig het geval is.

Gerrit Meeprater. Kort en bondig toegelicht! Maar ik heb ook nr. 5 horen noemen, juist toen ik in de rede viel. Deswege moet ik u nog pardon vragen.

Pieter Soliditeit. Mijne heren, tenslotte nog dit: gij kent mij en weet, hoe weinig ik van vleierij houd. Kan het u dan verwonderen, dat het op mij steeds een onplezierige indruk maakt, als ik hoor of lees, dat directeuren de commissarissen en deze "en revanche" de directeuren dank zeggen voor het gevoerde beheer, zoals menigmaal geschiedt.

Gerrit Meeprater. Dat brengt de wellevendheid mee. Ik vind dat nog zo verkeerd niet.

Jan Windman. Och, kwaad steekt er niet in, maar veel betekenen doet het ook niet. Als het maar gezegd wordt, dát is het voornaamste.

Pieter Soliditeit. Nu ja, het is niet kwaad, ook niet goed, maar kinderachtig. Het ligt mijns inziens meer op de weg van aandeelhouders. Spreken die dank uit, dan heeft het meer waarde.

Jan Windman. Ik zou nog wel wat willen vragen, maar stel u voor een ander terrein te kiezen, want het is inderdaad koud geworden. Het zal mij aangenaam zijn, als de heren te mijnent het gesprek voortzetten.

De heren stonden op; ik liet hen voorbijgaan en verliet mijn schuilhoek. Huiswaarts gaande, memoriseerde ik het gehoorde en nam mij voor het gesprek van de drie vrienden aan de vergetelheid te ontrukken. Ik beken, dat ik ook gaarne het verdere debat zou hebben bijgewoond, maar - ik zei het reeds in de inleiding - ik kende noch Windman, noch Soliditeit, noch Meeprater.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

23 November 2019