Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Een brand in Rotterdam omstreeks het jaar 1700

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Een brand in Rotterdam omstreeks het jaar 1700

Hertaling.

Het is een jolige avond op de hoofdwacht onder het stadhuis. Er hangt een benauwde lucht van tabaksrook en warme wijn, terwijl een gul lachen, af en toe onderbroken door een zwaar gestamp, naar buiten dringt. Het is feest ter ere van de kapitein Gillis van der Hoeven. Hij is vader geworden en daarom heeft hij op een vaatje wijn getrakteerd. Als de vreugde ten top gestegen is, steekt Arij Jansen, de "klapwaker", eensklaps zijn hoofd naar binnen en schreeuwt de feestvierders toe: "Brand, bij den bakker in 't Lam, achter de kerk".

In een oogwenk is het toneel veranderd. De gastheer voelt zijn verantwoordelijkheid, en met hem de manschappen. De feestelijke stemming is verdwenen en ieder staat gereed zijn taak te aanvaarden. Acht man worden naar het toneel van de brand gezonden, om voorlopig de orde te handhaven. Straks zal de wijkcompagnie in 't geweer komen en kan het achttal bij het blussen zijn hulp verlenen. Nog voor ze op weg zijn, krijgt het kleine troepje ordebewaarders versterking: twee boden, enkele stadsklerken en de kastelein van het stadhuis, die allen verplicht zijn, bij brand te helpen. Een derde bode krijgt order de brandklok te luiden en enkele minuten later vertelt het korte geklep aan de reeds voor het merendeel in rust zijnde burgers, dat er brand is. De twee lantaarns, van de toren uitgehangen aan de zijde van de brand, wijzen de weg. De torenwachter was er ditmaal al heel vlug bij; juist deed hij zijn halfuurlijkse uitkijk, toen hij dicht beneden zich de dikke rookwolken door het dak van de bakkerij zag opstijgen. Over de zo-even nog stille straten spoedt ieder zich thans naar het toneel van de ramp.

De gasten van spuit vijf, die op het alarm naar hun spuithuisje bij de Franse kerk zijn gesneld, staan zich te verbijten, dat ze werkeloos moeten blijven. Het brandt buiten hun "district" en alleen, wanneer de drie spuiten uit het district, waar de brand woedt, het niet afkunnen, mogen zij gaan helpen. Daarom blijven ook twintig van de ge-affecteerden, waaronder de twee flambouwdragers, de lantaarnman en de lapzak bij het huisje. De andere gasten zijn met hun hoofden naar de brand geijld, om daar mee te helpen. Begeven ook wij ons erheen. Pas op, struikel niet over de leren emmers, die daar inderhaast op straat geworpen zijn. Laten wij er maar een paar meenemen. Het is wel niet meer geboden, dat iedere burger zich met een emmer naar de brand moet spoeden - de spuiten doen het werk vlugger en beter - maar wie weet, of wij met onze emmers toch nog niet een handje kunnen helpen. Volgen wij die mannen daar, die met hun piek op de schouder voor ons uit snellen. Het zijn burgerwachten, die zich eveneens naar "het Lam" begeven om de orde te helpen handhaven. Gelukkig, dat wij goed de weg weten in de donkere stad met haar smalle straten en vaarten. Het vorige jaar heeft de vroedschap juist de bepaling, dat bij brand iedere burger de lantaarn moet uithangen, ingetrokken. De stad werd te groot: nu geldt deze maatregel alleen voor de burgers, die in de wijk wonen, waar de brand woedt.

Juist als wij aankomen, schiet de vlam plotseling door de grijze verstikkende walm, die de brandende spanen op de zolder der bakkerij over de stad deden wolken. Onze emmers hebben wij niet nodig: de spuit uit de Lombardstraat is al aan het blussen. Die is er al heel vlug bij geweest. Twee knechts van de spuitmeester Jillissen waren juist bezig een put te legen. Zodra ze echter de brand bemerkten, lieten ze hun werk in de steek en holden naar hun baas om de sleutel. Die hadden ze spoedig. Vlug enige gasten gewekt, die dichtbij woonden en binnen korte tijd hotste de spuit reeds over de bultige keien. Er vooruit rende de lantaarndrager, die werd gevolgd door het wagentje met de pomp. Binnen enkele minuten waren ze bij de brand. Vlug de zeildoeken slang met de waterzak naar de waterkant gesjouwd, waarheen het pompwagentje al was doorgereden. De pomp eraf nemen was het werk van een ogenblik. "Onderwijl werden aan de spuit de ijzeren bomen uitgetrokken en door de ogen van de balansgaffel getrokken, de leren slang gevierd en het werk kon beginnen. De man aan de straalpijp riep: "gaat jou gang", de gasten aan de bomen begonnen te pompen en juist toen wij aankwamen, werd het eerste water op de brandende zolder gespoten."

De bakker behoeft dan ook niet bevreesd te zijn, dat men de brand niet meester zal worden, evenmin als de buren beangst behoeven te zijn, dat hun percelen aangetast zullen worden. Men is zo zeker het gevaarlijk element te kunnen beteugelen, dat men het niet eens nodig acht, de daken van de huizen met natte zeilen te beleggen. De aangesjouwde brandladders behoeven evenmin in gebruik genomen te worden. Een meevallertje voor de toegelopen burgers. Ze hebben nu geen water te dragen in de leren emmers, die toch merendeels voor de helft geleegd boven zouden aankomen. Dat aandragen is echter zo'n zwaar werk niet en ook niet zo gevaarlijk als toen men nog koperen ketels gebruikte en menigeen met een bebloed hoofd huiswaarts keerde, wanneer zo'n neergeworpen ketel hem per ongeluk trof. Maar toch, de burgers kijken liever toe, dan dat ze meehelpen. De hoofdlieden zijn dan ook wat blij, dat ze van al de herrie en ruzie af zijn, die het samenstellen van de dubbele rij mensen van de gracht naar de brand soms meebracht. En om dan te maken, dat de rij gesloten bleef en er geen openingen ontstonden door weglopers of vechtersbazen of.... dieven!

We zijn vroeg en kunnen daardoor goed de werking van de spuit waarnemen. Wat een verschil met enkele jaren geleden! Nu staat de spuit op een behoorlijke afstand van de brand, zodat de manschappen geen gevaar lopen verpletterd te worden. De leren slang met de pijp aan het einde is toch maar een verbetering! Thans kan men de brand aantasten, waar hij ook woedt. Zie maar, de pijpgast spuit de onafgebroken waterstraal op de brandende zolder. Dat had de man een twintigtal jaren terug ook niet gedacht. Wat heeft hij zich vaak staan te verbijten met de pijp, die onmiddellijk aan de spuit was vastgeschroefd, in de handen, als de brand achter of midden in het huis woedde. Hij kon geduldig wachten tot het vuur hem zo dicht genaderd was, dat hij het van de hitte al haast niet meer kon uithouden. Dan mocht hij het gaan bestoken met een straaltje, dat telkens terugdeinsde op de maat van de zuigerslag.

Stel daar nu eens tegenover de dikke, onafgebroken, krachtige straal, die, dankzij de niet genoeg te waarderen uitvinding van Jan van der Heyden, thans in de vuurmassa geworpen wordt. En let eens op de pomp daar aan de waterkant. Ze zorgt ervoor, dat er steeds watervoorraad in de spuit is. Dat is ook heel anders, dan toen de poorters het water met emmers moesten aandragen en in de spuit storten. Toen gebeurde het wel, dat de pijpleider in plaats van een zwakke, afgebroken straal, helemaal geen water zag komen, zo hard werkten de waterdragers! Het wordt dan ook algemeen als een zeer nuttige en verstandige maatregel beschouwd, dat de vroedschap in 1683 besloten heeft tot het aanschaffen van veertien, zowel grote als kleine "nieuwe geinverteerde slangbrandspeuyten", die over de twaalf stadswijken verdeeld zouden worden.

Toen Jan van der Heyden zijn nieuwe spuit beschreef als: "een gedurig stralende brand-spuit met een buygelijke buis daaraan, om haar gedaante een slang genaamd, die men kan verlangen naar eisch en welgevallen, mitsgaders een waterbak of ander buis of slang, die men insgelijks kan verlangen, door welke slang-brandspuiten alle branden, hoe hevig en ongenaakbaar die souden mogen voorkomen, met een ongeloofelijke spoet geheel seeker uitgebluscht werden", toen heeft men eerst wel wat gelachen en de maker van de spuit voor een snoever verklaard, maar thans, nu iedereen zien kan, welke rampen de nieuwe uitvinding inderdaad kan voorkomen, nu oordeelt men wel anders over de vindingrijke Amsterdammer.

Opzij, maak ruimte, daar komen nog twee spuiten aan gehotst; het zijn die van de Doelen en de Prinsenkerk. Ze komen gelijktijdig aan; dat zal wel weer ruzie geven over de premies. Enfin, dat moeten later de hoofdlieden en, als die het niet eens kunnen worden, de burgemeesters maar uitmaken. In gebruik behoeven deze spuiten niet te worden genomen: één kan het best af en de schade voor de arme bakker behoeft niet nodeloos door overtollig water vergroot te worden. Mopperen de gasten daar niet over? Hebben ze zich nu voor niets zo gehaast? Nee, nee, de premie krijgen ze in ieder geval uitbetaald.

Toch zijn de manschappen van de spuit van de Prinsenkerk wel een beetje uit hun humeur. Ze hadden zo graag de eerste premie verdiend. Als ze nu nog maar de tweede krijgen; wie weet echter, of het niet de derde wordt. En dat geeft nogal enig verschil: f 25,-, f 16,-, of f 10,-. Maar alles liep ook tegen. De brandmeesters wonen veraf, op de grens van de wijk; één spuitmeester was ziek en de andere wat lui en dan bovendien nog de sleutel van de slager naast het huisje - die als buurman er ook een heeft - zoek. Wat staan ze op die nonchalante slager te schelden! Maar ook hun slaperige spuitmeester wordt niet vriendelijk beoordeeld. Nadat hij eindelijk wakker gepord was, had hij de sleutel door het raam geworpen. Hij zelf zou wel volgen. Nu, daarop hebben ze niet gewacht. Zonder hoofd mogen ze evengoed vertrekken. Komt hij, als de spuit al aan het werk is, dan moet hij maar een gulden boete betalen.

Staat een groot deel der brandweer dus werkeloos, de burgerwacht heeft het zoveel te drukker, want op de felle gloed van de brandende spaanders en de hoog opwarrelende vonken zijn velen afgekomen, zodat de compagnie, die "alle moedwil en diefstal wegens de te bergene goederen" moet voorkomen, handenvol werk heeft. Iedereen wordt daarom op een goede afstand gehouden, de vrienden en geburen alleen hebben een schreefje voor. Wees er maar niet rouwig om, dat u niet zo erg dicht bij de brand kunt komen, anders wordt u nog geprest om mee te pompen, zoals die leeglopers daarginds. Ziet u die onwillige. Men neemt hem onder groot gejoel zijn hoed en jas af! Die ziet hij nooit weerom. Denkelijk zal hij zich volgende keer wel een beetje achteraf houden.

De brand lijkt nu wel voorbij. Heren burgemeesters, die natuurlijk ook aanwezig waren, gaan tenminste huiswaarts en de brandmeesters geven order in te rukken. Alleen de wijkspuit blijft nog een poosje; het mocht nog eens smeulen. De niet gebruikte spuiten gaan naar haar huisje, straks ook gevolgd door de derde. Deze zal morgenochtend gehaald en naar het Stadstimmerhuis gebracht worden, daar geheel nagezien, geschrobd, gepoetst en gedroogd worden, om des avonds weer kant en klaar in haar bewaarplaats te staan.

Daar komen warempel nog een paar gasten aangelopen van spuit vijf. Die hebben een boete van twaalf stuivers. Enfin, als ze in het geheel niet waren gekomen, hadden ze een gulden moeten offeren. Misschien heeft de klapwaker zijn lijstje, dat in ieder klapwakerhuisje hangt, niet geheel en al afgewerkt en deze mannen vergeten te kloppen. Als de telaatkomers hem hiervan beschuldigen, zullen de hoofdlieden de klacht onderzoeken en mocht werkelijk blijken, dat de man zijn plicht heeft verzuimd, dan kan hij de boetes zelf betalen. Laten wij ons daar echter niet mee bemoeien en het bed maar gaan opzoeken in de grote gerustheid, dat wij heel wat veiliger leven dan een halve eeuw geleden.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

27 Augustus 2019