Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De zware belegering van de stad Rotterdam

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Kabeljauwen en klik op ENTER




De zware belegering van de stad Rotterdam

In het jaar 1489 op de achttiende dag van de louwmaand kwam koning Maximiliaan met veel Gelderse en Kleefse oorlogsbenden aan in Leiden. Juist op dat ogenblik ontstond in de lucht een regenboog met de punten half naar boven en met de kring neerwaarts naar de aardkloot gebogen. Daar wist elk het zijne van te zeggen.

Op de negende dag van de sprokkelmaand, die aan Apollonia gewijd is en de dag daarop deed koning Maximiliaan zijn standaard voeren om de stad Rotterdam te belegeren. Hij zelf, gevolgd door de meeste edelen van het land, de bloem der Kabeljauwen, trok van Leiden op naar Gouda. Daar scheepte hij over op Dordrecht met het voornemen om aldaar te blijven, om dicht bij de hand te wezen bij alle snelle onvoorziene gebeurtenissen, alsook om met de glans en het aanzienlijke ontzag der Koninklijke tegenwoordigheid met klem aan te dringen op voortgang der zaken. Maar de opperste zorg voor de legers had de koning aan zijn stalmeester heer Maarten van Polhain, heer van Baarland en ter Nisse, een Zeeuws edelman toevertrouwd.

Koning Maximiliaan, die in de belegering van Utrecht de Hoeken zodanig onder de knie had gekregen dat hij het verdrag met hen voldoende naar zijn welgevallen en voorschrift en in hun uiterste nadeel sloot, zag met lede ogen aan, dat deze weinige Hoeken hun vlag zo trots vanuit Rotterdam lieten afwaaien en geheel Holland onveilig maakten; en dat de slotvoogd van Woerden alsook de Rotterdammers alle omliggende dorpen op hun brandschatting stelden; zodat hij besloot deze weerspannigen te bedwingen en hen uit te roeien.

De Haarlemmers, de Leidenaren, de Amsterdammers en de lieden uit Naarden, Muiden en Weesp, alsook de Hagenaars, allemaal met de om hen heen wonende plattelanders en elk onder zijn banier of wimpel, werden Schiedam in gezonden. Het opperbevel over al deze schutterijen was aan heer Willem van Boshuizen, baljuw van Rijnland en eertijds slotvoogd van Woerden, een edelman van buitengewone dapperheid, toevertrouwd.
De burgers van Schoonhoven en Oudewater, reeds met hun banieren in Gouda gekomen, werden na een verblijf van twee dagen teruggestuurd. De oorzaak daarvan was dat de lieden uit Woerden en Montfoort met zo'n onverschrokkenheid het platteland tot aan en onder de gemelde steden in alle richtingen doorkruisten om te roven, te plunderen of te verwoesten, dat het om de boeren te beveiligen en hun eigen haardsteden te bewaken nodig werd geacht dat ze naar huis trokken om binnen hun eigen wallen verblijf te houden.

Voorts werd, zoals het beleg van Rotterdam te land aan de steden van het Hollandse land was toevertrouwd, de poorters van Dordrecht, Gouda, Brielle en Vlaardingen gelast de stad met hun schepen te water dicht in te sluiten.
Dordrecht kwam met tien Rijnschepen tussen IJsselmonde en Rotterdam recht voor een zekere kapel, aan heer Aalberd of Elbregt (een der medeleraren van heer Wilbrord) gewijd en aldaar op de hoge Maasdijk ter betaling, zoals verteld werd, van zekere geloften, gesticht, ten anker.

En de volgende dag, de negende van de sprokkelmaand, werden deze met zes grote kromstevens en vier roei-jachten door de lieden van de stad Gouda versterkt, die toen gezamenlijk tot nabij Rotterdam afzakten.
Van de steden Brielle en Vlaardingen kwamen zes Hollandse oorlogsschepen, drie kromstevens en verscheidene kleine vaartuigen; die de Maasstroom onder de stad tussen Charlois en Schoonderloo insloten. Daarenboven lagen er nog drie van 's lands oorlogsschepen voor Schiedam om de haven aldaar te bewaren alsook om tot achterhoede te dienen.

slotijsselmonde1647

1647

Het in 1550 door Hendrik de Merode gebouwde 3e Slot IJsselmonde

Er wordt vanuit gegaan dat op dezelfde plek slot 1 en 2 hebben gestaan

Deze bewegingen maakten de Rotterdamse bezetting in het slot IJsselmonde wakker. Zij zagen dat hen de weg naar de stad werd afgesneden, dat de prins met een grote macht in Dordrecht was gekomen, dat de omliggende bezettingen dagelijks werden versterkt en dat zij op het punt stonden om binnen korte tijd tot het uiterste in het nauw gedreven, ingesloten of overrompeld te worden, zodanig dat de tijd rijp leek te wezen om naar een goed heenkomen uit te zien.

Daarom liet de slotvoogd, heer Frederyk van Zevender, niet onwetend wat betreft de oorlogswetten, die een bevelhebber leren oog te hebben voor een veilige wijkplaats en een tijdelijke aftocht, al zijn vaartuigen bijeen komen, het oorlogstuig oppakken en inschepen en het krijgsvolk gereed houden. Daarmee heeft hij 's avonds op de tiende van de sprokkelmaand het slot verlaten, de Maasstroom dwars overstekend tot aan de noordwal.
Voorts is hij, om de vijandelijke schepen te mijden, dicht langs de buitengorzen en rietvelden langs de Kralingsedijk geroeid. Hij is gelukkig om tien uur bij 't Hoofd en met al de zijnen behouden in de stad gekomen. Daar werden zijn loffelijke daad en voorzichtig beleid door de stadvoogd geprezen en hij niet als een verlater van zijn slot, dat hem was toevertrouwd, maar als overwinnaar, met blijdschap ontvangen en verwelkomd.

Onderwijl was de stalmeester van de koning met talrijke manschappen opgebroken om van Delft naar Ouderschie te gaan om de bezetting aldaar te versterken en het platteland tegen het uitlopen der Rotterdammers te dekken en voorts om de tochten over water waarnodig te stoppen en de toegangen der voornaamste wegen met doorsnijdingen te belemmeren. Vanuit Ouderschie trok hij op de elfde van de sprokkelmaand naar Bleiswijk, hetwelk hij met zeven vaandels voetknechten en zes standaarden ruiterij veiligstelde. Dat deed hij ook te Zevenhuizen en in Waddinxveen via welke dorpen hij, na de dorpen zelf van het nodige te hebben voorzien, in Gouda gekomen is. Vanuit deze stad aanstonds een flink aantal manschappen te voet en te paard erop uit zendende, nam hij ook Nieuwerkerk en Kapelle aan de IJssel in bezit.
Het oppergezag over al deze dorpen en bezettingen, alsook het toezicht op de belegering, werd toevertrouwd aan heer Jan van Egmond, die zijn verblijfplaats in Delft zocht. Aldus was de stad Rotterdam, te water en te land, zo nauw ingesloten, dat er niets kon worden in- of uitgevoerd.

Het aantal belegeraars bestond uit zeventienduizend en vierhonderd voetknechten met tweeëntwintighonderd ruiters en daarbij nog de edelen en hun gevolg en het uitheemse krijgsvolk in Dordrecht.

Waarlijk een overgrote macht, vergeleken met de geringe Rotterdamse, maar echter niet in staat om de rustige moed der belegerden in 't minst te doen inkrimpen. En het zal uit de gevolgen blijken, dat al hetgeen aan hun macht ontbrak, telkens door een behendige wakkerheid en manhaftige dapperheid is vergroot.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

19 Januari 2017