Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdamse architectuur en beeldhouwkunst in de 18de eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld stadsbouwmeesters en klik op ENTER




Rotterdamse architectuur en beeldhouwkunst in de 18de eeuw

De kunstschilder Adriaen van der Werff maakte zich als bouwmeester tegenover het nageslacht verdienstelijk door het ontwerpen van het gebouw, waar de Rotterdamse Bankvereniging gevestigd was, in opdracht van Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, de gewezen ontvanger-generaal van Holland, waarvan de eerste steen in 1705 gelegd werd. Ook was hij de architect van de Beurs. "C'est ce qu'il y a de plus noble à Rotterdam après quelques églises", getuigde de markies de Courtanvaux er in 1768 van. De sobere architectuur steekt merkwaardig af bij de overladenheid, die zijn schilderijen vaak kenmerkt. Na zijn dood besloot de Vroedschap zijn weduwe en erfgenamen, wegens de goede diensten door de overledene aan de stad bewezen "door het furneeren van de teekeningen en plannen van de nieuwe Beurs", een zilveren lichtkroon met het stadswapen daarop gegraveerd "tot een monument" aan te bieden.

beurs1

oudemannenhuis1800

Het Oude Mannehuis in 1800

In de 18de eeuw leverde Rotterdam verschillende bouwmeesters van betekenis. Het Oudemannenhuis werd in 1704 vernieuwd volgens de plannen van een aan de stadsfabricage verbonden timmerman, Sander de Bruyn, die in 1714 De Ridder als stadsarchitect opvolgde. Na zijn dood in 1724 werd de metselaar Arent van Dongen als zodanig aangesteld. Hij was belast met de uitvoering van de bouw van de nieuwe Beurs, volgens het ontwerp van Van der Werff, die inmiddels overleden was, met de vernieuwing van de Huibrug en de verbouwing van de Prinsenkerk, de aanleg van de straatweg van Rotterdam naar Gouda (1729) en de vergroting van het Werkhuis.

In 1738 werd hij opgevolgd door Adriaan Moens, tot dusverre meesterknecht in dienst van de stadsfabricage, een nieuwe betrekking, waarvoor in 1722 de eerste instructie was vastgesteld. Dit ambt was bedoeld als aanvulling op het bouwmeesterschap. Als dit door een meester-timmerman uitgeoefend werd, moest de meesterknecht namelijk een metselaar zijn, op de hoogte van de tekenkunst en de beginselen der architectuur. Hij had het toezicht over alle stadsmetselaars, -straatmakers, -leidekkers, -ververs en -glazenmakers. De aardewerkers, arbeiders, klei- en zandhalers, schuitevoerders, straatvegers en kadediepers hadden een eigen opziener. Voorts had de meesterknecht het opzicht over alle aanbestede metsel- en steenwerken en over de materialen en moest hij letten op de bestrating en een lijst maken van alle stadsgebouwen, -bruggen e.d., die hij maandelijks minstens eenmaal moest inspecteren. Deze betrekking was voor verschillende stadsarchitecten de opleidingsschool voor het bouwmeesterschap. Adriaan Moens verbouwde in die functie het Rotterdams logement in Den Haag (1739-1747) en vergrootte in 1746 het stadstimmerhuis.

rdamhuisnu

Logement der stad Rotterdam aan het Plein in Den Haag

Ary van Aken, die in 1758 stadsarchitect werd, begon eveneens zijn loopbaan als meesterknecht. Hij bouwde het nieuwe Zakkendragershuis op de Nieuwemarkt (1759), vernieuwde de beide postkantoortjes aan de Grote Kerk, herstelde de Vlasmarktsluis (1761) en de kerk van Hillegersberg (1764) en verbouwde het Weeshuis in 1762, een werk, dat op verzoek van regenten in stedelijk beheer werd uitgevoerd. Ook assisteerde hij de Haagse bouwmeester Pieter de Swart bij de bouw van de Delftse poort (1765-1773). Die bouw was een lijdensgeschiedenis: de fundering deugde niet en moest worden weggebroken en Van Aken kreeg de schuld. De Swart bleef echter gehandhaafd en wijzigde zijn tekeningen. Bij de wederopbouw kreeg de ingenieur Anthony Hattinga de leiding.

delfstepoort1860

De Delftsche Poort uit 1764

Door deze ongelukkige ervaring wijzer geworden, besloot men na Van Aken's dood in 1770 de meesterknecht Aart Kool alleen maar tijdelijk met de waarneming van het ambt te belasten en uit te zien naar een in het vak doorkneed bouwmeester, "opdat, wanneer er eenig buytengewoon werk gemaakt moet worden, men niet genoodzaakt zij zijn toevlucht te nemen tot vreemden, die gewoon zijn hun arbeid altoos ten duursten aan de stad te verkoopen". In 1773 werd na ampele besprekingen een vreemdeling, Paulus Verhellouw, tot bouwmeester aangesteld, met voorbijgaan van Kool, die toch als meesterknecht door het bouwen van de Doopsgezinde Kerk blijken van zijn bekwaamheid had gegeven. Eerst na Verhellouw's aftreden in 1799 zag de toen 74-jarige Kool eindelijk zijn wens in vervulling gaan.

luthersekerkets

evlutherkleur

De Lutherse Kerk aan het Wolfshoek (1778)

op de ets de Keizersbrug of Houtbrug met in het verlengde de Posthoornsteeg

Van de particuliere bouwmeesters valt vooreerst te noemen Titus Favre, volgens wiens plannen van 1733-1736 de Lutherse Kerk gebouwd werd. In 1737 verbond de koning van Pruisen hem aan zich als architect ten behoeve van de uitbouw van Berlijn en Potsdam. Van Spaen noemt nog Jacobus de Vries, onder wiens leiding "men achter de Doelen een groot gevaarte heeft aangebouwd, waar men o.a. een ruime zaal vindt met een uitstekend balkon, hebbende het uitzicht over het plein". Dit vertrek diende om koningen, vorsten en andere lieden van gezag en aanzien te ontvangen.
Een ander bouwmeester van aanzien was de metselaar, later houthandelaar David van Stolk (1692-1770). Behalve door kleine werken als het restaureren van oude gebouwen en het verrichten van peilingen ten behoeve van de stad, maakte hij zich verdienstelijk als architect van verschillende dorpskerken. Volgens zijn ontwerp werd ook de kerktoren van Vlaardingen in 1734 versterkt. Bovendien was hij voor prins Willem IV en later voor diens weduwe werkzaam: in die hoedanigheid moest hij in 1751 een onderzoek instellen naar de sterkte van alle bruggen, die de zware rouwwagen, waarmee het lijk van Willem IV van Den Haag naar Delft vervoerd werd, zou passeren.

De nieuwe Hofpoort werd ontworpen door de architect Dallon, die ook een draaibrug maakte over het verlaat aan het einde van de Oppert.

hofpoortje1704

1704

De Hofpoort

hofpoortenomgeving1751

1751

vanaf de Goudsevest

rechts de brug over de Buitenbotersloot of Karnemelkshaven en het Couwenburghseiland
links Pompenburg met de Blauwe Molen, de Hofpoort met valbrug en de Delftse Poort, een beetje vaag, net links van de bomen

via de valbrug van de Hofpoort was vanaf de Oppert het gebied buiten de vesting te bereiken

De bekendste bouwmeester uit de tweede helft van de 18de eeuw is ongetwijfeld Jan Giudici, een Italiaan van geboorte. Hij was de architect van de Rosaliakerk (1779), de brouwerij De Twee Klimmende Leeuwen aan de Leuvehaven (1784), het grote Admiraliteitsgebouw op 's lands werf en het Arsenaal bij de Oostpoort (later Marinierskazerne) (1785), de Concertzaal in de Bierstraat (1804), de azijnmakerij "De Eendragt" aan de Schiekade en verschillende patriciërshuizen en buitenplaatsen. Ook maakte hij in de jaren 1781/1782 plannen voor de verbouwing van het Stadhuis, maar deze konden door de slechte toestand van de stedelijke geldmiddelen niet uitgevoerd worden. In 1786 werd hij aangesteld tot architect en inspecteur-generaal der gebouwen van de Admiraliteit op de Maze en in 1795 benoemde men hem in dezelfde kwaliteit bij het verenigde departement van Rotterdam en Vlissingen.

oostplmarinierskaz

De Marinierskazerne aan het Oostplein

In de 18de eeuw gaat de Barok over in het sierlijke, speelse Rococo. De afmetingen worden geringer, het theatrale maakt plaats voor subtieler emoties, voor sentimentaliteit ook, soms. Tegen het eind van deze eeuw komt het Classicisme op. Deze stijl volgt de antieke vormen en onderwerpen, met de academische en wat gladde afwerking, na.
De 18de eeuw, die in Frankrijk zoveel superieure beeldhouwwerken opleverde, was voor de Hollandse beeldende kunst een tijd van verval: duf en saai is alles wat bij ons werd gemaakt. Slechts grafmonumenten en decoratieve stukken illustreren deze periode. Tevergeefs zoeken wij naar de fris geobserveerde portretten zoals men die in Frankrijk aantreft. De weinige bustes die in Holland ontstonden, kunnen in geestigheid en spontaniteit niet met de Franse worden vergeleken. De enige beeldhouwer wiens persoonlijkheid duidelijker naar voren kwam, was een Vlaming, Jan Baptist Xavery (1697-1752).
In Rotterdam trad vooral Johannes Keerbergen op de voorgrond. Hij werd bekend door zijn fraai gebeeldhouwde preekstoel in de Doopsgezinde Kerk en de vier voor de Hofpoort bestemde leeuwen. Samen met Johannes de Graaf vervaardigde hij de sculpturen voor de nieuwe Delftsepoort.

Hofpoort maquette (22K)

pompenburgzuil

De in 1778 nieuw gebouwde Hofpoort-met-zuil aan het begin van de Oppert,
rechts, nog net te zien, de Delftse Poort.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

14 Augustus 2015