Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Azijnfabricage aan de Boompjes in de Gouden Eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Boompjes en klik op ENTER




Azijnfabricage aan de Boompjes in de Gouden Eeuw

In de tweede helft van de zeventiende eeuw lagen de azijnplaatsen meest buiten de stadsvesten.

dirksmits (26K)

Dirk Smits

Een halve eeuw later dichtte Dirk Smits in zijn Rottestroom:


oudeplattegrondrotterdam

De Rottestroom van Dirk Smits

Azijn werd gebruikt als smaakverbeteraar voor onder andere rund- en kalfsvlees.

Binnen de stad werden slechts vijf azijnplaatsen aangetroffen, waaronder "Het Groene Wout", sedert omstreeks 1672 "De Witte Lely" aan de Boompjes.
Voor hier een azijnplaats was, had op het erf in 1653 het "malleschip" op stapel gestaan. Dit schip, een soort zeventiende-eeuwse duikboot, was de schepping van een Fransman die meneer De Son genoemd werd. Deze geniale oplichter koos een psychologisch moment, het oorlogsjaar 1653, uit om de goegemeente wijs te maken, dat hij met een schip van eigen constructie op één dag dertig vijandelijke schepen in de grond kon boren.
Alleen de eigenaar zelf was in staat het wonderschip te besturen, zodat hij terecht "blixem van de see" mocht heten. Hij zou er in zes weken mee naar Oost-Indië kunnen varen en op één enkele dag naar Frankrijk en terug.
Onder een goed glas Spaanse wijn kwamen de tongen los: niet dertig en ook niet zestig Engelse oorlogsbodems, zoals De Son onlangs nog aan de admiraal Van Wassenaer van Obdam had verzekerd zou hij op één dag tot zinken kunnen brengen, maar wel honderd.

Op 13 december 1653 zonden de Staten-Generaal een commissie van drie "van de aensienlijckste leden" om de uitvinder te gaan "complimenteren ende encouragheren en te sien hoe verre het was ende watter van was te verwachten".
Op 2 juli 1654, toen de oorlog met Engeland al weer tot het verleden behoorde, liet De Son biljetten aanplakken, die in het Nederlands en in het Frans vermeldden, dat "dit rare en noyt gehoorde stuck wercks ofte wonderlijck schip" tenslotte dan toch over vier dagen te water gelaten zou worden, met de uitnodiging aan "alle curieuse liefhebbers" om van deze wereldschokkende gebeurtenis getuige te zijn.
Ook de Staten-Generaal ontvingen zo'n biljet en zij vaardigden vier van hun leden af, om het van stapel lopen bij te wonen. Op het nippertje kregen deze heren echter bericht, dat de plechtigheid tot nader aankondiging uitgesteld was, omdat het wachten was op een "zeker temperament van ijzer". Alle andere liefhebbers maakten echter een vergeefse reis: bij hun aankomst in Rotterdam vernamen zij, dat de uitvinder met de noorderzon vertrokken was.

Na dit incident werd de locatie aan de Boompjes bestemd voor azijnfabricage.

Het productieproces verliep als volgt:


Hier volgen in chronologische volgorde nog wat wederwaardigheden uit de oude notariële akten van Rotterdams stadsarchief betreffende de azijnhandel.

Jacques Hartoch, 57 jaar, verklaarde op 5 juli 1627 op verzoek van Adriaen Sybrantse, wonende te Ouwerkerck opte IJsule, dat hij verschillende malen de impost op azijn heeft gepacht. Hij is steeds gewend geweest bij het overdragen van de pacht aan een ander ook het overzicht van de voorraad van azijnmakers, grossiers, kramers en slijters over te dragen. Daarbij dienden voorraden onder de tien stopen Dordtse of acht stopen Rotterdamse maat door de nieuwe pachter te worden geregistreerd. In Rotterdam werden alle kruideniers en alle anderen die per oxhoofd, halve vaten en tonnetjes boven een viertel groot leverden als grossiers beschouwd.

Op 26 februari 1633 verklaarden drie getuigen op verzoek van Jop Pieters den Uul dat zij met de schipper uit Vranckrijck kwamen en voor de Mase in slecht weer terecht kwamen. Hierdoor moesten zij, om het schip en lijf te redden, ankers en touwen los kappen en een oxhoofd brandewijn en twee oxhoofden azijn stuk maken en leeg pompen.

Andries de Roy en Willem Gijsbertsen van Sluys, deurwaarders van de Gemeenelantsmiddelen, verklaarden op 11 mei 1644 op verzoek van Jan Rochussen Huysman, pachter van de azijn, dat zij op 13 april met Huysman en Johan van Heel, medestander van de genoemde pacht, gepeild hebben bij Aeltgen Gijsbertsdr, kraamster in de Lombertstraet, bij wie zij een tonnetje wijnazijn en een tonnetje bierazijn hebben gevonden, waarvan Aeltgen geen biljet kon tonen. Aeltgen is bekeurd en de azijn is in beslag genomen.
Het volgende bezoek die dag was aan Maertgen Cornelis, kraamster in de Baenstraet, waar twee tonnetjes, resp. met bier- en wijnazijn, zonder biljet lagen. Maertgen Cornelis trof hetzelfde lot als eerdergenoemde vrouw. Ook haar azijn werd meegenomen.

In een akte gedateerd op 27 september 1644 kunnen we lezen dat Claes Jansz Ouwemans zijn vrouw Elysabet Cornelisdr zo hard met zijn vuist op de slaap van haar hoofd sloeg, dat zij enige tijd bewusteloos is geraakt. Elysabet is met azijn en kruiden weer bijgebracht.

Op 20 decmber 1652 machtigden Martin de Reus, oud schepen, en Pieter Bosch, koopman, Johan Bolle, koopman te Duinkercken, om namens hen een kwart deel van de lading (bestaande uit wijn en azijn) uit het gekaapte schip, waar Harmen de (W)Vreede schipper op was, te verkopen en de gelden te vorderen en te innen. Het schip was op weg van Hamburg naar Bordeaux.

Hendrick Thomasz van Tongeren, asijnmaecker, Jan Jansz Vinckesteyn en Wouter Leendertsz, legden op 23 november 1662 een verklaring af op verzoek van de hoofdlieden van het brouwersgilde. Zij verklaarden dat zij proeven hadden genomen van een partij bier, in halfvaten en tonnen met het merk de Roode Leeu, dat door de bierstekers te Amsterdam met het pontschip van Teunis Pouwelsz aan de Roode Leeu is geretourneerd.
De Amsterdamse bierstekers hadden bevonden dat de vaten en tonnen geen zuur- of verbrugbier bevatten, maar vuil nat. Zij verklaarden ook dat alle pontsbieren die in Rotterdam werden gebrouwen, hoe slecht die ook mochten wezen, wel goed genoeg waren om er azijn van te maken. Teunis Pouwelsz en Pouwels Willemsz, zijn knecht, verklaarden dat de genoemde partij bieren zelfs niet door de Amsterdamse bierbeschouwers was geopend.

De azijnmakerijen maakten evenals de branderijen in het laatste deel van de Gouden Eeuw een moeilijke tijd door. Wegens de graanschaarste verboden de Staten-Generaal in 1698 aan alle brouwers en azijnmakers om azijnbier te brouwen. Reeds in het voorjaar van 1699 hadden de bierazijnmakers in Holland echter succes met hun verzoek aan de Staten om weer gerst en haver in hun bedrijf te mogen gebruiken.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

5 Februari 2015