Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De arbeidersbeweging van Rotterdam eind 19de eeuw

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




De arbeidersbeweging van Rotterdam eind 19de eeuw

De late modernisering van het Nederlandse bedrijfsleven deed pas in 1870 een arbeidersbeweging van enige betekenis ontstaan. De meeste geschoolde arbeiders kwamen uit het ambacht voort en stonden, zoals de leden van het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond (1871), innerlijk vreemd tegenover iedere gedachte van klassenstrijd. Juist deze arbeiders, veelal gebonden aan christelijke tradities, gaven in de jonge Nederlandse arbeidsbeweging een tiental jaren de toon aan. Intussen nam echter het aantal stedelijke ongeschoolde arbeiders toe. Zij werden door armoede op het platteland naar de stad gedreven, waar zij zich mengden met de onderlaag, die vanouds aan armoede en onregelmatig werk was gewend. Men zag bij de ongeschoolden, de zwakste groep in onze samenleving, doorgaans de matheid en de berusting die armoede kenmerken - een gebrek aan ontwikkeling ook, dat georganiseerd verzet in de weg stond. Slechts nu en dan schoot de verbittering uit en zag men daden van spontaan geweld. In de brede onderlaag der half- of ongeschoolden namen de bootwerkers een belangrijke plaats in. De Rotterdamse industrie bleef, met uitzondering van de scheepsbouw, van beperkte omvang. Wie naar de stad trok om werk te zoeken, vond gemakkelijker bezigheid in de havens dan in het ambacht of het kleinbedrijf.

In de havens was evenwel het aannemen van losse arbeiders of van "los-vast volk" tot systeem verheven en waren de gevaren voor de proletarisering van de arbeidersbevolking - opgehoopt in de groezelige buurten van "Zuid" - het grootst. Hier kon ook de eerste socialistische agitatie worden verwacht; een anarchistisch gekleurde neiging tot "directe actie", zonder organisatorische kracht. De socialistische propaganda stuitte aanvankelijk af op het nog uit de agrarische sfeer afkomstige normbesef van vele arbeiders en de gelatenheid waarmee ongunstige levensomstandigheden werden aanvaard. De geschiedenis van de arbeidersbeweging te Rotterdam kan men slechts leren kennen door nauwkeurig kennis te nemen van de sociale conflicten in het grootste werkgebied van ongeschoolde arbeiders: de havens.

Kenmerkend voor het havenbedrijf was de aanneming en onderaanneming van werk. Cargadoors, de tussenpersonen, die voor het laden en lossen de belangen van de rederijen behartigden, voerden het werk meestal niet in eigen beheer uit, maar lieten het aannemen door stuwadoors of stouwersbazen, die op hun beurt weer ploegen bootwerkers in dienst namen. De ontvangers van goederen konden voor verdere werkzaamheden ook weer tussenpersonen vinden: voor het vervoeren en opslaan, soms ook voor meten en wegen, zorgde de factor. Er waren nog andere aannemers en onderaannemers: de scheepsbevrachters, voor het vervoer in lichters, en de schuitenvoerdersbazen voor het vervoer in schuiten naar en van de zeeschepen.

De zwakste schakel in het gehele stelsel van havenwerkzaamheden en controle vormen de bazen of "krassen", dikwijls despotische en ruwe kerels, die hun gezag lieten voelen op een manier, die het ressentiment van de arbeiders hoog opjoeg. Zij waren het die een keus deden uit het losse volk dat zich voor werk meldde; zij straften en ontsloegen; zij betaalden het loon uit, dikwijls vrij willekeurig, met een dreiging van ontslag voor degenen die openlijk lieten blijken dat zij zich tekortgedaan voelden. Zij regelden het werk, met het recht om te beslissen of een schip in veertig uren zou worden gelost door één of twee ploegen arbeiders. En menige "kras" had zijn relaties met de kroegbaas in wiens café de lonen werden uitbetaald. Het was een opvallend verschijnsel dat "de zuipers het eerst werk kregen".

De haven kende geen normale arbeidsdagen, althans niet voor het ongeregeld haastwerk waarvoor losse arbeidskrachten in dienst werden genomen. De arbeiders zelf waren trouwens begerig om zich door lange werkdagen en -nachten extra-inkomsten te verschaffen. Geschoolden vonden doorgaans een plaats in de industrie, onder andere de scheepsbouw of het reparatiebedrijf. De ongeschoolden, aangewezen op hun arbeidskracht en uithoudingsvermogen, zagen de beste mogelijkheden in het laden en lossen van schepen, of in het graafwerk bij de aanleg van havens. Wanneer een of andere baas een kleine groep arbeiders wilde "begunstigen" door toe te laten dat ze een boot mochten "door staan", kwamen de vreemdste excessen voor. Zo genoten bijvoorbeeld in november 1903 achttien losse arbeiders het voorrecht twee ertsboten in één ruk te mogen lossen. Er werd vierenzestig á zeventig uur, met slechts enige malen enkele uren rust, doorgewerkt. De meesten werden tenslotte door slaap overmand.

De winchlieden stonden te slapen aan de winch en draaiden meermalen lege bakken op, zonder dat iemand het merkte. Een onderzoek naar de arbeidsduur in de havens, 1907-1914, bracht vele misstanden aan het licht en verklaart ook het grote aantal ongevallen. Het aantal kennisgevingen van ongevallen bedroeg in 1906 3.718, in 1907 4.172, in de volgende jaren steeds 2.600 á 3.000 per jaar. Oververmoeidheid, drankmisbruik (waartoe men veelal kwam, omdat men fysiek en psychisch een stimulans nodig had) en onvoldoende voorzorgsmaatregelen (gebrekkige verlichting), enz.) kenmerkten de verkwisting van "mensenmateriaal" in die dagen. De arbeiders aanvaardden dit risico met oprechte of voorgewende onverschilligheid. Hun grieven waren van andere aard: verbittering over de soms hondse behandeling, het willekeurig optreden van de "krassen" en hun soms overduidelijke oneerlijkheid bij de uitbetaling van loon.

Gesprekken over "loondiefstallen" waren onder de arbeiders aan de orde van de dag. Men voelde zich uitgebuit en zag meestal geen andere vorm van protest dan een staking, vooral in de latere jaren toen de socialistische agitatie, op de "jonge", in de stad opgegroeide arbeiders zoveel gemakkelijker vat kreeg dan op de onsamenhangende oudere generatie van ontwortelde plattelanders. De "loondiefstallen", dat wil zeggen fraude bij de uitbetaling van lonen, zodat de arbeiders niet kregen wat hun toekwam, vonden vooral plaats bij ladingen, die in stukloon werden verwerkt. Slechts zelden kregen bootwerkers de geloste hoeveelheden te horen. Sommige ondernemers genoten een ongunstige reputatie. Zij betaalden, bij hetzelfde uurtarief, bij het lossen van een schip van zekere tonnenmaat, minder uit dan nauwgezette werkgevers. De bootwerkers spraken spottend over "gekrompen boten". Ook op extra-vergoedingen voor nacht- en zondagsarbeid werden menigmaal ongemotiveerde kortingen toegepast.

Maar niet alleen de losse arbeiders uitten klachten. Vele vaste werklieden, die een vast uurloon ontvingen met zogenaamde driemaandelijkse afrekening, konden dikwijls niet goed nagaan hoe het loonbedrag was berekend. Soms bleken zij vrijwel ongeletterd en daardoor reeds hulpeloos, dikwijls echter waren zij van de ene boot naar de andere gezonden zonder een overzicht te behouden van de stand van zaken. In de industrie was de toestand niet veel beter. R., in een brief over de vestiging van zijn ouders te Rotterdam, vertelt over de lotgevallen van zijn vader bij Van den Bergh, in de jaren negentig:

"Ook kwam er veel knoeierij en omkoperij voor en was de arbeider aan de luimen van zijn baas of chef overgeleverd, en was er geen beroep bij de directie mogelijk, of werd deze eenzijdig voorgelicht. Controle op lonen en materialen liet soms veel te wensen over, zodat anderen de toestand nog niet zo kwaad vonden, hetgeen vooral het meer leidinggevend personeel betrof. Zo moest mijn vader van zijn weekloon, dat in zakjes werd uitbetaald, verscheidene weken achtereen een gulden aan zijn baas teruggeven, want volgens deze was dit "een fout van het kantoor". Achteraf bleek er een loonsverhoging te zijn geweest, waarvan de betrokkene onkundig was gehouden.

Onbarmhartig was ook de toepassing van het boetestelsel. Een zoekgeraakt stuk gereedschap moest worden vergoed, dikwijls boven de aanschafprijs. Hetzelfde gold indien bij lossen iets van het scheepsmateriaal, bijvoorbeeld een laadboom, brak. En slechts zelden vonden de gedupeerde arbeiders dan de moed hierover een proces te beginnen. Wie zich over de baas heen met een klacht tot de cargadoor wendde, behoefde er niet op te rekenen, dat aan zijn klacht aandacht zou worden besteed. De cargadoors wisten wel van welk bedenkelijk allooi vele bazen waren, maar zij konden deze tussenpersonen niet missen. Van hun kant waren zij trouwens ook verbitterd over de vaak zo ruwe en onverschillige toon van de arbeiders. Zo zag men een betreurenswaardig wijde kloof tussen werkgevers en werknemers. Bij de getuigenverhoren voor de Arbeidsenquête 1890 antwoordde een reder-cargadoor op een vraag hoe hij tegenover zijn arbeiders stond: "Ik spreek het werkvolk nooit, uit principe, 25 jaar heb ik het werkvolk met de baas zelf aangenomen, maar dat volk heeft alles gedaan om mij te taquineren en tegen te werken, zodat ik tenslotte gezegd heb: ik bemoei mij nergens meer mede. Ik ken dan ook, gelukkig, niemand van mijn volk."

De verbittering van de arbeiders bleef doorgaans in de emotionele sfeer, met gevoelens van haat jegens bepaalde personen. Voor het opkomend socialisme bestond in Rotterdam veel minder belangstelling dan in Amsterdam, met haar homogenere stadsbevolking. Toen in 1881 te Rotterdam een afdeling van de Sociaal- Democratische Bond werd opgericht (voorzitter W.P.G.Helsdingen) bleek opnieuw hoe afwijzend het gros der Rotterdamse arbeiders tegenover socialistische propaganda stond. Dit ondervond Domela Nieuwenhuis toen hij de 9de september 1887 te Rotterdam zou spreken. Hij werd bijna gelyncht; op vele plaatsen in de stad moesten de woningen van socialistische leiders het ontgelden. Vakbeweging en socialisme bereikten de Rotterdamse massa pas na bittere ervaringen van slecht voorbereide stakingen, die de grenzen en mogelijkheden van de moderne arbeidersbeweging deden kennen. Het behoeft na de voorafgaande uiteenzetting geen betoog, dat de "leer der directe actie" vooral in de havens aanhang vond. Anders dan in andere Nederlandse steden, gaf Rotterdam lange tijd een overwegende invloed te zien van een vrij radicaal syndicalisme, dat evenwel niet tot ontplooiing kon komen zolang de werkgevers nog de beschikking konden krijgen over een groot aantal stakingsbrekers (van buitenaf aangetrokken arbeiders, gepaaid met tijdelijke hoge lonen).

De eerste grote staking, die het Rotterdamse havengebied in beweging bracht, vond in 1889 plaats, in navolging van de grote bootwerkersstaking te Londen. Met spanning had men de gebeurtenissen aan de Theems-mond gevolgd en gezien hoe de Engelse arbeiders, gesteund door de publieke opinie, belangrijke voordelen wisten te bevechten. De kleine afdeling van de Sociaal- Democratische Bond belegde toen een vergadering van bootwerkers, waarin Helsdingen het initiatief nam tot formulering van enige eisen, die men meende de patroons te kunnen voorleggen. Er werd een soort ultimatum aan de werkgevers gesteld, op een manier die nu niet bepaald tot onderhandelingen aanmoedigde. De ondernemers wisten dat slechts een zwakke organisatie tegenover hen stond, maar zij onderschatten de sociale spanning in de havens. Vijftig stoomschepen en veertig zeilschepen konden niet gelost of geladen worden.

Hier en daar namen de stakers een dreigende houding aan tegen werkwilligen. De burgemeester riep toen de schutterij op. De schutters, van wie lange diensttijden werden gevergd, bleken weinig enthousiast voor hun taak en kwamen zelfs enige malen in conflict met de politie. Intussen bleken de ondernemers, gedachtig aan de schade, die het havenbedrijf te Londen door de langdurige staking had geleden, alsnog bereid onderhandelingen met het stakingscomité aan te knopen. Er was zelfs niet veel overleg nodig om tot een compromis te komen, dat voor de arbeiders gunstig uitviel; een verhoging van het uurloon tot 25 cent en een extra-beloning van 50% voor zondagswerk. Dit resultaat van het conflict betekende een aanmoediging tot blijvende organisatie.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

27 Augustus 2019