Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Rotterdam in het jaar 1873 volgens Edmondo de Amicis

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Rotterdam in het jaar 1873 volgens Edmondo de Amicis

Edmondo de Amicis, 1846-1908, Italiaans officier en schrijver. Nederland en zijn bewoners. Vertaald door D. Lodeesen. Leiden, 1876, blz. 33 vlg.

De ganse stad Rotterdam staat, zoals een stad staan zou, wier huizen juist op het punt dat ze door een aardbeving voorover gevallen zouden zijn, plotseling onbewegelijk gebleven waren. Alle huizen, - want de uitzonderingen in een ganse straat, kan men op de vingers tellen, - hangen voorover, het ene meer het andere minder, maar toch voor het merendeel zoveel, dat ze op de hoogte van het dak een armslengte vooruitspringen. Maar het vreemdste is, dat huizen, die naast elkaar staan, naar verschillende zijden overhellen; het ene hangt voorover alsof het zó zal vallen, het andere hangt achterover; het ene staat scheef naar de linkerzijde, het andere naar de rechterzijde.

Op sommige punten hangen zes of zeven belendende huizen allemaal voorover, het middelste het meest, de buitenste huizen het minst, zodat ze met een grote buik staan, als een schutting die door het gedrang doorgebogen is. Op een ander punt hangen twee huizen, die een eindje van elkaar af staan, naar elkaar over, alsof het ene het andere moest steunen. In sommige straten hangt een hele reeks huizen naast elkaar naar dezelfde kant over, zoals bomen, die door de wind scheef gewaaid zijn; en wat verder ziet men weer een eind lang alle huizen naar de tegenovergestelde kant overhellen, zodat men het bijna niet bespeurt; op andere daarentegen, vooral op kruiswegen en in kleinere steegjes, staan de huizen in een onbeschrijfelijke verwarring te tollen; daar is het letterlijk een architectonische heksendans, een kermispret van huizen, alsof er leven in zit.

Hier zijn huizen, die voorover knikken als stonden ze te dutten; ginds andere die zich naar elkaar over buigen als om elkaar een geheim toe te fluisteren; op een andere plaats staan ze achterover tegen elkaar als dronken lui; men ziet er soms één achterover hellen tussen twee andere die voorover hangen, als een misdadiger, die door twee dienders wordt voort gesleurd; hele rijen huizen schijnen een buiging te maken tegen een toren; andere groepen steken de hoofden bij elkaar, alsof ze een samenzwering smeden tegen het een of ander paleis.
Lange en brede kanalen verdelen de stad in een aantal eilandjes, die onderling door middel van ophaalbruggen, draaibruggen en stenen bruggen verbonden zijn. Aan beide zijden van de kanalen lopen brede straten, met een rij bomen langs het water en aan de andere kant een rij huizen. Al die kanalen zijn even zo vele havens, diep genoeg om de grootste schepen te bergen, waarmee ze dan ook van het ene eind tot het andere vol liggen, behalve dat er in het midden een smalle ruimte opengelaten is voor het in- en uitgaan van de schepen. Men denkt onwillekeurig aan een onmetelijke vloot, die in een stad gevangen gehouden wordt.

Toen ik hier kwam was het 't drukste uur van de dag, en ik posteerde mij op de hoogste brug, waar twee hoofdkanalen elkaar kruisen. Daar zag men vier kanalen, vier bossen van masten en acht rijen bomen daarlangs; de straten waren vol goederen en mensen; troepen vee werden over de bruggen gedreven; de ophaalbruggen gingen in de hoogte en de draaibruggen openden zich, om schepen door te laten, en ze waren pas weer neergelaten of dichtgedraaid, of een stroom van mensen, wagens en karren stormde er overheen; schepen voeren af en aan, blinkend van netheid als de modellen van een museum, met de vrouwen en kinderen der schippers op het dek; schuitjes schieten van het ene schip naar het andere; de winkels wemelen van kopers, die in- en uitgaan; dienstmeisjes wassen en plassen tegen de muren en de vensters.
En al die bewegingen worden nog verlevendigd door de weerschijn in het water, door het groen der bomen, door het rood der huizen, door het malen van de hoge molens, wier zwarte kappen en blanke zeilen in de verte tegen de blauwe hemel afsteken; terwijl een zeker eigenaardig waas van eenvoud en vrede, zoals men anders in geen noordelijke stad aantreft, over alles ligt uitgespreid.

Rotterdam heeft waarschijnlijk een schitterender toekomst dan Amsterdam, en is dan ook sedert lang een geduchte mededingster van deze oudere zuster. Rotterdam heeft niet die grote rijkdommen van de hoofdstad, maar is energieker, ondernemender, het heeft de moed der jeugd. Amsterdam daarentegen is als een koopman die rijk geworden is door gewaagde ondernemingen, maar nu voorzichtig begint te worden en op zijn lauweren rust. Te Rotterdam, om in één trek de drie grote steden van Nederland te kenschetsen, - te Rotterdam wordt fortuin vermeerd, te Amsterdam beheerd, te 's-Gravenhage verteerd. Hieruit volgt dan ook, dat de twee andere steden Rotterdam een weinig beneden zich achten en het enigermate beschouwen als een parvenu. Daarvoor bestaat ook nog een andere reden; Rotterdam is door en door koopstad; men bekommert er zich slechts om zijn zaken; onder de ingezetenen vindt men weinig adellijken, en zelfs die weinigen behoren niet tot de rijkste en aanzienlijkste kringen.

Daarop keerde ik in de stad terug, en van kanaal tot kanaal, van brug tot brug, kwam ik eindelijk uit bij de hoek, die de Hoogstraat vormt met een der lange grachten, die de stad aan de oostzijde begrenst.
Daar is de armenwijk. Ik ging er de eerste de beste straat in en zwierf enige tijd door dat gedeelte rond, daar ik van nabij wilde zien, hoe de toestand der mindere klasse in de Hollandse steden is. De straten zijn er zeer nauw en de huizen kleiner en nog schever dan in de andere wijken; hier en daar kan men de daken met de handen bereiken; de vensters zijn weinig meer dan een palm boven de grond; de deuren zijn zo laag, dat men zich moet bukken om binnen te treden. In weerwil van dit alles, heeft de buurt volstrekt geen armoedig voorkomen. Ook hier hebben de ramen hun spiegeltjes - spionnen noemt men ze in het Hollands -, hun bloempotten op de vensterbanken achter de groene hekjes, hun witte gordijnen.

De deuren zijn groen of blauw geschilderd, en alles staat open, zodat men de slaapkamers, de keukens, alle hoeken van het huis zien kan. De kamertjes schijnen niet veel groter dan dozen, en alles staat netjes opeengepakt als in een winkel; maar huisraad, meubels, koper, alles is er even netjes en blinkend als in de grootste herenhuizen. In de straten, die ik doorliep, vond ik nergens een schijn van onzindelijkheid, bemerkte ik nergens een onaangename reuk, zag ik nergens een bedelaar, die om een aalmoes vroeg: alles ademt er reinheid en welvaart, en ik dacht met schaamte aan de armoedige wijken waar de mindere klasse in onze zuidelijke steden woont, Parijs niet uitgezonderd, dat toch zijn Rue Mouffetard heeft.

Wanneer men bij avond de straten van Rotterdam doorwandelt, ziet men, dat het een stad is vol levenskracht, die zich uitbreidt, een jonge stad, om zo te spreken in haar jaren van groei; haar huizen en straten worden haar van jaar tot jaar te eng, evenals een opschietende knaap zijn kleren. Haar honderd en veertien duizend inwoners zullen in een niet ver verwijderde toekomst misschien wel tot tweehonderdduizend klimmen. Haar nevenstraten zijn mierennesten van kinderen; het is er een leven en een gejoel, die het hart en de ogen goeddoen. Over de straten van Rotterdam ligt een zeker waas van feestelijkheid. Die blanke, frisse kopjes der dienstmeisjes, wier witte mutsjes men van alle kanten ziet zweven; die kalme aangezichten der kooplieden, langzaam hun grote glazen bier leeg slorpende; die boerinnetjes met hun gouden oorijzers; die zindelijkheid allerwegen; die werkzame en kalme drukte, geven aan Rotterdam een voorkomen van welvaart en tevredenheid, dat ons, zo al geen geestdrift toch een glimlach van sympathie afperst.

Menig keer, wanneer ik tot een Rotterdammer zei, dat zijn stad mij beviel, zag ik dat dit hem enigszins verwonderde. Wanneer ze over hun handel, hun instellingen enz. spreken, komt hun niet alleen geen snoevende uitdrukking, maar zelfs geen woord over de lippen, dat naar pralerij of zelfbehagen zweemt. Ze spreken bijna altijd van wat ze doen zullen, zeer zelden van wat ze gedaan hebben. Een van de eerste vragen, die men mij stelde, toen ik mijn vaderland genoemd had, was: "en hoe staat het met de Italiaanse financiën?" Wat hun eigen land betreft, ze kennen perfect wat er nuttig van is te kennen, maar zeer weinig, wat slechts aangenaam is te weten. Een aantal dingen en een aantal punten van de stad, die ik opgemerkt had na pas vierentwintig uren te Rotterdam geweest te zijn, hadden vele Rotterdammers zelf nooit gezien; wel een bewijs, dat het er volstrekt geen gewoonte is, rond te slenteren en in de lucht te kijken.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

16 April 2018