Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De aanval op de stad Gouda en andere gedenkwaardige voorvallen

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gouda en klik op ENTER




De aanval op de stad Gouda en andere gedenkwaardige voorvallen

Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade




De stad Gouda, die het altijd het meest met de Hoeken gehouden had, verklaarde in het jaar 1420 gedurende de onlusten tussen vrouwe Jakoba van Beyeren en hertog Philips van Bourgondië ook openlijk aan de kant van de Hoeken te staan en bracht voor haar ook grote zaken in Holland tot stand. Het is bekend dat vrouwe Jakoba zelf Gouda, in de meest onzekere tijden voor de stad, als voor haar meest veilige woonplaats uitkoos. Maar nadat deze ongelukkige gravin was gedwongen niet alleen van de regering, maar zelfs ook van de naam en titels van haar graafschappen bij haar leven afstand te doen, heeft ze naar elders moeten wijken. De uitstekende voorrechten en handvesten die Philips en na hem Maximiliaan en vrouwe Maria, de belangrijkste die tegenwoordig (1724) nog voortduren, aan die stad verleenden, hebben de regeerders aan haar verplicht. Ondertussen ontbrak het die stad echter nooit aan burgers die het met de Hoeken hielden en hen stilzwijgend naar vermogen begunstigden.

In deze tijd waren er enige personen die met de belangrijkste Hoekse Heren beraadslaagden. Niet alleen om de stad Rotterdam bij te staan en hulp te verlenen, maar ook om hun stad Gouda aan de Hoeken over te leveren. Hoewel deze zaak in het grootste geheim behandeld werd, het kon er echter niet zo stil aan toe gaan, of de Stadhouder, heer Jan van Egmond, kreeg er lucht van. In allerijl spoedde hij zich vanuit Delft, waar hij zijn Hof had en waar hij verblijf hield, naar Gouda om onmiddellijk enkele van de voorname burgers op te pakken en gevangen te zetten, van wie er vijf kort daarna, met het zwaard op het straftoneel, hetgeen de burgers enorm tegen de borst stuitte, terechtgesteld werden.
Ook had de Stadhouder er zich de haat der geestelijken flink mee op de hals gehaald, dat hij door zijn plotseling opstekende woede er niet tegenop had gezien de vijf burgers van het kerkhof, waar ze niet afgehaald mochten worden zonder schending van het kerkrecht, met geweld weg te halen. Ja, hoezeer de nood van het land en het grote gewicht van de zaak dit ook scheen te rechtvaardigen, tenminste te verontschuldigen, de kerk bleef er echter lang om in de ban en de geestelijkheid kon heel moeilijk verzoend worden door het geschonden kerkrecht. Zelfs het grote gezag van de Stadhouder van Holland was niet bij machte om dat te doen zwichten.
Dit voorval veroorzaakte, precies zoals het onverwachts en hard was, een grote ontsteltenis en vrees onder veel goede burgers, die, ofschoon ze niet meegewerkt hadden aan de overgave, op zijn minst weet van de zaak hadden. Zij vluchtten de stad uit en gaven al hun bezittingen op. De meesten van hen kwamen Rotterdam binnen, die hen een veilige schuil- en verblijfplaats verstrekte.

Terwijl deze dingen zich in de stad Gouda afspeelden, vond er een kleine schermutseling plaats tussen de Rotterdamse soldaten en de Schiedammers. De toedracht hiervan was aldus:

De Schiedammers hadden enkele wagens geladen met haver, rogge en andere leeftocht uit Delft gehaald, die ze onder bescherming van enige goed bewapende troepen naar de stad brachten. Het krijgsvolk dat vanwege Rotterdam te Ouderschie in bezetting lag, kreeg daar zekere berichten over en trok er met enkele manschappen op af. Tussen het dorp Kethel en de stad Schiedam haalden ze de traag voortgaande en zwaar beladen wagens, die ze pas na de overwinning op de verdedigers ervan in bezit konden nemen, in. Aan weerszijden is er moedig gevochten en al strijdend reden de wagens naar de stad, zoals ook de tegenstanders tot onder de wallen kwamen. Enkele wagens werden behouden binnengebracht, enkele veroverd. Terwijl een flink aantal burgerschutters op het gestadige geluid van het losbrandend afwerend schieten aan de poort en op de wallen was gekomen en dapper vuur gegeven had, zouden de Rotterdammers tegelijk met de wagens en de verdedigers daarvan de stad binnengedrongen zijn. Vervolgens trokken ze met de geringe buit, die ze duur genoeg betaald hadden, naar Ouderschie, nadat ze twee huizen onder de vesten van de stad Schiedam, als teken en als aandenken dat ze er geweest waren, in brand hadden gestoken.

Hollands Stadhouder zag dat de wapenen der Rotterdammers alom zegevierden en dat het zeker in het hele land slecht ging. Dat kwam doordat de brandschatting van de steden Woerden en Montfoort (waarvan wij ons niet voorgenomen hadden er afzonderlijk over te spreken) zowel Rotterdam als het gehele platteland had uitgeput. De klachten daarover kwamen onophoudelijk bij het Hof binnen. De Stadhouder vond het dientengevolge goed dat er op een zachte wijze gepoogd zou worden de Rotterdammers te peilen om te trachten ze ten val te brengen, omdat hij op een vijandelijke manier tot toen toe te weinig vooruitgang boekte. Te dien einde zond hij op de 24ste maart enige afgevaardigden naar de stadvoogd Frans van Brederode met de opdracht deze ertoe te bewegen tot een gesprek te komen om zo met de anderen te proberen het voorkomen van hoogoplopende rampen en ellenden vast te stellen.

Onze Stadvoogd, die met al de zijnen geen minder deel had in de welstand van Holland dan iemand der ingezetenen en die niet anders dan tot herstel van hun zaken de wapenen had opgevat, kon geen aangenamer voorstel worden gedaan. Hij toonde dan ook onmiddellijk zijn bereidwilligheid om tot een zo nuttig en heilzaam doel te komen. Meteen waren ze het over de plaats van handelen eens. Hierom werd bepaald dat Kapelle dit zou zijn. De Koninklijke Stadhouder, die in het dorp Benthuizen, waar de grote legermacht van de Koninklijke troepen lag, het opperbevel had, kwam daarop naar Gouda. Omdat de steden Woerden en Montfoort dezelfde belangen hadden aangaande de Rotterdammers en deze noodzakelijkerwijs bij de onderhandelingen moesten zijn, werd aan de heer Zweder van Montfoort, slotvoogd van Woerden, vrijgeleide vergund om zelf op de aanstaande zijnde bijeenkomst te kunnen verschijnen. De Rotterdamse Stadvoogd zond gevolmachtigden die hem vertegenwoordigden.
Zeker is het, dat er van beide zijden de beste adel van het hele land verscheen. De bijeenkomst van deze Heren duurde vijf volle dagen. Hoewel van weerskanten in ernst onderhandeld scheen te worden om tot een gemeenschappelijk gewenst einde te komen, kwam dit niet en dientengevolge kon er geen goede uitslag verwacht worden. Zo heeft de uitkomst niet voldaan aan de hierna volgende verwachtingen.

Alle zaken die in het overleg zijn ingebracht en tot hun onderhandelingsstof gestrekt hebben, zijn van beide zijden zodanig geheimgehouden, dat er nooit iets is uitgelekt en omdat er niets over te boek gesteld schijnt te zijn, kunnen we ook niet anders dan onkundig blijven van al deze dingen. Het kennis hebben ervan zou meer tot bevrediging van de weetgierigheid geleid hebben dan dat het enig nut of enige noodzaak zou dienen, omdat de zaak niet tot volle rijpheid was gekomen, noch het gewenste doel had bereikt.

Terzelfder tijd verschenen in Rotterdam vier burgers van aanzien uit Delft door de hunnen gevolmachtigd om te onderhandelen over de vrijlating van de gevangengenomen Delftenaars. Dit waren: heer Kornelis van Dorp, Mr. Johan van den Berg, Adriaan van Bleiswyk en Kornelis Krygsman, een zoon van heer Dammas, oud burgemeester der stad. Ze traden wel met de Stadvoogd in onderhandeling, maar gingen onverrichter zake heen, omdat ze het loslaten uit gevangenschap te goedkoop verlangden. Bij het verlaten van de stad dreigden de Rotterdammers de gevangenen te zullen ophangen, indien deze hen niet meer waard waren en als Delft er niet toe genegen was meer losgeld te betalen. Deze woorden maakten echter, hoewel ze niet in ernst zo bedoeld waren, noch dat ze in opdracht van de Stadvoogd uitgesproken werden, zo'n indruk op de Delftse gevolmachtigden, dat ze op 30 maart terugkwamen, een zeer grote som geld meebrengende, waarmee enkele van de rijkste gevangenen vrijgekocht werden.

De eerste dag van de volgende maand was nauwelijks aangebroken toen de afgevaardigde Heren uit Den Haag in onze stad aankwamen om de volgende aan de orde zijnde betaling van de brandschatting te voldoen. Na de afhandeling daarvan stelden ze de Stadvoogd op klagende toon voor, de overmatige last van een dusdanig grote som die ze maandelijks moesten opbrengen met een goede som geld ineens te betalen om de maandelijks voortdurende last af te kopen. Maar de Stadvoogd heeft gewichtige redenen gehad om dit aanbod vierkant af te slaan en hen te zeggen dat ze zich aan het Rijswijkse Verdrag te houden hadden. Op deze wijze is de maandelijkse voldoening van het te betalen bedrag zo lang doorgegaan totdat de overgave van de stad en de andere hierna gemelde zaken daar een einde aan maakten.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

21 September 2017